Intracellulaire en extracellulaire vloeistof

Last Updated on 16 juni 2024 by M.G. Sulman

Intracellulaire en extracellulaire vloeistof zijn twee compartimenten van vloeistoffen die worden gedefinieerd door de relatieve positie van elk vloeistofcompartiment ten opzichte van het celmembraan. Het celmembraan is de structuur die de binnenkant van een cel scheidt van de buitenkant. Intracellulaire vloeistof is de vloeistof die in de cel wordt aangetroffen. Extracellulaire vloeistof verwijst naar alle lichaamsvloeistoffen buiten de cel. De intracellulaire vloeistof is ook bekend als het cytosol van de cel. Het bestaat uit een complex mengsel van organellen, eiwitten en ionen. De extracellulaire vloeistof omvat extracellulaire matrix (ECM, deze biedt stevigheid en structuur aan weefsels), weefselvloeistof en transcellulaire vloeistof.

Het celmembraan scheidt de intracellulaire van de extracellulaire vloeistof
Het celmembraan scheidt de intracellulaire van de extracellulaire vloeistof / Bron: Wikimedia Commons

Wat is intracellulaire vloeistof?

Intracellulaire vloeistof (intracellular fluid, ICF)  is de lichaamsvloeistof die zich in de cellen bevindt. Het wordt ook wel het cytoplasma of cytosol genoemd. Het vormt ongeveer 60% van het water in het menselijk lichaam.

Onder meer de volgende organellen (de onderdelen van de cel) worden gesuspendeerd in en ondersteund door de intracellulaire vloeistof:

  • de celkern of nucleus (het door een membraan omsloten deel van een cel waarin het genetisch materiaal (DNA) is opgeslagen)
  • het endoplasmatisch reticulum (een netwerk van buisjes en zakjes in de cel)
  • mitochondriën (boon- of bolvormige celorganellen, verantwoordelijk voor de energievoorziening van cellen)
  • het lysosoom (ook wel ‘de afvalberg van de cel’ genoemd)
  • het Golgi-apparaat (die van de ruwe eiwitten, functionerende eiwitten maakt)

In deze vloeistof tref je ook cellulaire bouwstenen zoals suikers, eiwitten, koolhydraten en lipiden aan. Lipiden zijn vetten en vetachtige stoffen die in de biochemie een belangrijke rol spelen

Wat is extracellulaire vloeistof?

Extracellulaire vloeistof (extracellular fluid, ECF) of extracellulair vocht zijn alle lichaamsvloeistoffen die zich niet in de cellen bevinden. De twee belangrijkste componenten van ECF zijn:

  • plasma (een vloeistof waarin bloedcellen en bloedplaatjes rondzwemmen); en
  • interstitiële vloeistof of weefselvloeistof (hetgeen de ruimte tussen bloedcapillairen en cellen vult).

Het bloedplasma dat door de haarvaten stroomt is zuurstofrijk en bevat voedsel. In de bloedvaten is er een hogere druk dan tussen de cellen en weefsels. Er ontstaat daardoor een drukverschil. Als gevolg hiervan wordt het bloedplasma met de daarin opgeloste stoffen uit de bloedvaten geperst. Zodra het tussen de cellen van de weefsels terechtkomt, heet het weefselvloeistof.  Weefselvloeistof is zuurstofrijk en bevat ook voedsel. Het weefselvloeistof stroomt langs de cellen en geeft het zuurstof en voedsel af aan de cellen. Het neemt vervolgens koolstofdioxide en andere afvalstoffen op.

De beweging van opgeloste stoffen tussen de compartimenten

Water in het lichaam

Water is essentieel voor het leven en is het hoofdbestanddeel van het menselijk lichaam. Water maakt ongeveer 75% van het lichaamsgewicht uit bij kinderen, 55% à 60 procent bij volwassenen (bij mannen ligt het iets hoger dan bij vrouwen vanwege het verschil in vetgehalte) en 45% bij ouderen.

Osmose

Intracellulaire vloeistof bevat grotere hoeveelheden kalium, fosfaat, magnesium en eiwit in vergelijking met extracellulaire vloeistof. Het plasma heeft hoge concentraties natrium, chloride en bicarbonaat, maar lagere eiwitniveaus in vergelijking met intracellulaire vloeistof.

De beweging van water in en uit cellen door een semipermeabel membraan wordt osmose genoemd. Osmose zorgt voor de uitwisseling van water tussen de verschillende compartimenten. Water beweegt passief via osmose. Hierbij stroomt het water van een gebied met een lage concentratie opgeloste stoffen naar een gebied met een hoge concentratie opgeloste stoffen. Dit kost geen energie.

Bij osmose stroomt het water van een gebied met een lage concentratie opgeloste stoffen naar een gebied met een hoge concentratie opgeloste stoffen
Bij osmose stroomt het water van een gebied met een lage concentratie opgeloste stoffen naar een gebied met een hoge concentratie opgeloste stoffen / Bron: Wikimedia Commons

Natrium-kaliumpomp

Natrium- en kaliumionen daarentegen bewegen cellen in en uit met behulp van actieve transport-ionenpompen. Bij actief transport worden stoffen tegen hun concentratiegradiënt in via een membraaneiwit opgenomen in de cel, of afgestaan aan het milieu. Actief transport vereist wel energie. De pompen worden aangedreven door adenosinetrifosfaat, beter bekend als ATP. Deze stof levert de energie om de ionen tegen hun concentratiegradiënt in te bewegen. De zogeheten natrium-kaliumpomp is een enzym dat zich in het celmembraan bevindt en door middel van actief transport natrium-ionen de cel uit pompt, en kalium-ionen de cel in. Dat wil zeggen: natrium beweegt de cel uit en kalium wordt naar binnen gepompt. Het handhaaft het concentratiegradiënt binnen en buiten de cel.

De werking van een natrium-kaliumpomp
De werking van een natrium-kaliumpomp / Bron: Wikimedia Commons

Reacties en ervaringen

Hieronder kun je reageren op dit artikel. Wij stellen reacties zeer op prijs. Reacties worden niet automatisch (direct) gepubliceerd. Dit gebeurt nadat ze door de redactie gelezen zijn. Dit om ‘spam’ of anderszins ongewenste c.q. ongepaste reacties eruit te filteren. Daar kunnen soms enige uren overheen gaan.