De eenvoud van God en de orde van de wereld: waarom wetenschap niet zonder geloof kan

Last Updated on 31 oktober 2025 by M.G. Sulman

Dit artikel vertrekt vanuit Fishman en Boudry’s Does Science Presuppose Naturalism (or Anything at All?) en onderzoekt hun these binnen een presuppositioneel en reformatorisch kader. De vraag is niet of wetenschap een a-priori uitsluiting van het bovennatuurlijke behoeft, maar op welk geloofsfundament haar rationaliteit rust. Neutraliteit bestaat niet; elk wereldbeeld, ook het naturalistische, begint met vooronderstellingen die niet uit de empirie zelf voortkomen. Wetenschappelijk denken steunt stilzwijgend op aannames als de uniformiteit van de natuur, de geldigheid van logica en wiskunde, de causale orde, de betrouwbaarheid van menselijke cognitie en vaak ook de geslotenheid van de fysieke werkelijkheid. Boudry’s Bayesiaanse beroep op parsimony — het principe van eenvoud — wordt slechts overtuigend binnen dat reeds aangenomen metafysische kader; eenvoud is nooit waardevrij, maar theologisch en epistemologisch geladen. Het onderscheid tussen het inhoudsloze “God-deed-het”-argument en de klassieke leer van voorzienigheid is daarom cruciaal. Waar het eerste het denken stopt, biedt de reformatorische leer van Gods eenvoud juist de rationele bedding waarin de orde van de schepping begrijpelijk wordt. Eenvoud is hier geen pragmatische vuistregel, maar een afschaduwing van Gods ondeelbare wijsheid. Vanuit dit gezichtspunt blijkt dat naturalisme niet minder, maar anders vooronderstelt. Wie zich op ware rationaliteit beroept, moet erkennen dat elke kennis — ook de wetenschappelijke — reeds rust op een geloof in de coherentie van de werkelijkheid, een geloof dat uiteindelijk niet neutraal, maar religieus van aard is.

Stijlvolle illustratie met open boek, erlenmeyer, wiskundetekens en silhouet met tandwiel en aureool; symboliseert de ontmoeting van wetenschap, redeneren en theologie.
Illustratie bij De mythe van minimaliteit; boek, chemie en wiskunde naast het denkende hoofd met aureool als beeld voor methode, verstand en geloof. / Bron: Martin Sulman

Inhoud

De claim op tafel: wat zeggen Fishman en Boudry precies?

Wetenschap zonder vooringenomenheid?

Fishman en Boudry openen hun artikel met een stelling die op het eerste gezicht evenredig redelijkheid als openheid ademt. Zij schrijven letterlijk:

“Here, we argue that science presupposes neither MN nor ON and that science can indeed investigate supernatural hypotheses via standard methodological approaches used to evaluate any ‘non-supernatural’ claim.”

Met MN bedoelen Fishman en Boudry methodologisch naturalisme: de praktische werkwijze waarbij de wetenschap zich beperkt tot natuurlijke oorzaken, niet omdat andere oorzaken onmogelijk zijn, maar omdat natuurlijke verklaringen tot dusver het meest vruchtbaar bleken. ON daarentegen staat voor ontologisch naturalisme: de overtuiging dat er in werkelijkheid alléén natuur bestaat, zonder bovennatuurlijke dimensie. Het eerste is dus een methode, het tweede een wereldbeeld. Fishman en Boudry betogen dat wetenschap aan geen van beide a priori gebonden is: ze kan in principe ook het “bovennatuurlijke” onderzoeken, zolang dat toetsbaar is met dezelfde methoden.

Met andere woorden: de wetenschap hoeft zich niet van tevoren te binden aan het naturalisme; zij mag — in theorie — alles onderzoeken, ook wat “bovennatuurlijk” heet. En verder:

“Science, at least ideally, is committed to the pursuit of truth about the nature of reality, whatever it may be, and hence cannot exclude the existence of the supernatural a priori… without artificially limiting its scope and power.”

Dat klinkt als een evenwichtige belijdenis van open onderzoek: laat de feiten spreken. Desalniettemin schuilt achter deze neutraliteitsverklaring een onuitgesproken veronderstelling, namelijk dat men waarheid kan zoeken zonder eerst te bepalen wat waarheid ís en onder welke voorwaarden de werkelijkheid kenbaar wordt. Precies daar begint de presuppositionele kritiek: elk beroep op “neutraliteit” is zelf al een geloofsdaad, een keuze voor een bepaald uitgangspunt.

Methodologisch of metafysisch naturalisme

Fishman en Boudry maken dus onderscheid tussen twee soorten naturalisme:

  • Methodologisch naturalisme (MN): een werkregel. De onderzoeker beperkt zich tot natuurlijke oorzaken, niet omdat andere oorzaken onmogelijk zijn, maar omdat dit tot dusver vruchtbaar is gebleken.

  • Ontologisch naturalisme (ON): een overtuiging. De werkelijkheid bestaat uitsluitend uit natuur, zonder bovennatuurlijke dimensie.

Hun kritiek richt zich terecht op dit tweede type. Men kan immers niet tegelijk beweren dat ON a priori waar is én dat de wetenschap deze stelling nog zou kunnen toetsen. Dat zou, zo stellen zij, “logically inconsistent” zijn.

Het pleidooi voor een open methode klinkt redelijk, maar roept een diepere vraag op: kan die methode werkelijk neutraal zijn? Of draagt zij — zelfs in haar zogenoemde openheid — al de sporen van een bepaalde metafysische keuze?

Presuppositie: het onzichtbare fundament

Elke vorm van kennis rust op aannames die niet uit de ervaring zelf voortkomen, maar de ervaring mogelijk maken.

📌 Begrip: presuppositie
Een presuppositie (van het Latijn prae-supponere, vooraf veronderstellen) is de stille basis van elk denken. Wie een experiment uitvoert, veronderstelt dat de natuur zich vandaag en morgen ongeveer gelijk gedraagt. Dit is de zogeheten uniformiteit van de natuur. Zonder die uniformiteit zou geen enkele meting iets betekenen.

Presuppositionele denkers als Cornelius Van Til benadrukken dat zulke uitgangspunten niet neutraal zijn. De betrouwbaarheid van logica, de geldigheid van morele normen en de orde der natuur zijn geen toevallige conventies, maar weerspiegelingen van een dieper wereldbeeld. Ze zeggen iets over de oorsprong van rede en werkelijkheid zelf.

De persoon op de afbeelding is Cornelius Van Til (1895-1987), een Nederlands-Amerikaanse theoloog en filosoof.
Cornelius Van Til (1895-1987) / Bron: Wikimedia Commons

Reformatorische doorkijk: Gods eenvoud als grondslag

De reformatorische wijsbegeerte herkent in de orde van de werkelijkheid een weerspiegeling van Gods wezen. Niet als stoplap (“God deed het”), maar als verklaring van waarom wetenschap überhaupt mogelijk is.

In de klassieke theologie wordt God eenvoudig genoemd: niet samengesteld, niet veranderlijk, niet afhankelijk. Uit die goddelijke eenvoud vloeit een betrouwbare schepping voort. Wanneer de natuurwetenschapper vertrouwt op wetmatigheid, oefent hij — vaak zonder het te beseffen — geloof in een rationele Schepper.

Men kan het ook zo zeggen: als de wereld een spel is met vaste regels, dan moet er Iemand zijn die die regels bedacht heeft én bewaart. Zonder regelgever is het spel willekeurig; mét Hem wordt het begrijpelijk dat meten, rekenen en voorspellen zin hebben.

De inzet van dit debat

Fishman en Boudry verwerpen terecht het dogmatisch naturalisme dat elk beroep op het bovennatuurlijke bij voorbaat uitsluit. Toch blijven zij steken in een vorm van methodisch minimalisme: het idee dat wetenschap kan functioneren met zo weinig mogelijk aannames.

Dat is een illusie. Onder het naturalistische nuchterheidsideaal liggen maar liefst zes stevige vooronderstellingen die niet uit de natuur zelf te halen zijn. Zij vormen het onuitgesproken geloof waarop alle wetenschap rust, ook wanneer zij die religieuze oorsprong ontkent. In dat spanningsveld ontvouwt zich het eigenlijke debat.

De mythe van minimaliteit: zes onmisbare vooronderstellingen

Wat minimalisme belooft en verzwijgt

Het naturalisme presenteert zich vaak als zuinig: zo weinig mogelijk aannames, zo veel mogelijk data. Fishman en Boudry vatten dat ideaal bondig samen:

“Hypotheses referring to the supernatural or paranormal should be rejected not because they violate alleged a priori methodological or metaphysical presuppositions of the scientific enterprise, but rather because they fail to satisfy basic explanatory criteria, such as explanatory power and parsimony.”

Met andere woorden: niet uitsluiten, maar toetsen op verklaringskracht en eenvoud. Dat klinkt verstandig. Toch rust juist die maatstaf zélf op veronderstellingen die niet door observatie worden geleverd. Minimalisme beweert weinig te veronderstellen, maar bouwt in stilte op een robuust fundament. Zonder dat fundament is er geen maatstaf voor parsimony of fit.

📌 Begrippen
Parsimony: de voorkeur voor de eenvoudigste verklaring die toereikend is.
Verklaringskracht: de mate waarin een hypothese de data verklaart en voorspelt.
Presuppositie: een voorafgaande aanname, het fundament waarop elke methode rust.

Zes vooronderstellingen die zelden in de kleine lettertjes staan

1) Uniformiteit van de natuur
Wetenschap veronderstelt dat patronen zich herhalen. Dat is geen resultaat van meting, maar een voorwaarde om überhaupt te kunnen meten. Zonder uniformiteit is elke statistiek een luchtkasteel.

2) Logica en wiskunde zijn wereldgeschikt
De werkelijkheid gehoorzaamt aan logische en wiskundige structuren. Dat is een gewaagde aanname: wie probeert het te bewijzen, gebruikt het al.

3) Er bestaat causale orde
Wetenschap zoekt oorzaken, geen toevallige regelmatigheden. De stap van correlatie naar verklaring is normatief; een geloofsdaad in orde en wetmatigheid.

4) Cognitie is in de kern betrouwbaar
Men gaat ervan uit dat menselijke waarneming en redenering in grote lijnen de werkelijkheid weerspiegelen. Zonder dat vertrouwen zou geen enkel experiment betekenis hebben.

5) De veronderstelde geslotenheid van het fysische
In veel naturalistische interpretaties wordt aangenomen dat er geen invloeden bestaan buiten het materiële domein. Dat is geen methode, maar een metafysische stelling.

6) De normativiteit van wetenschap
Waarheidsliefde, eerlijk rapporteren en reproduceerbaarheid zijn morele normen en geen empirische feiten. Zij vormen het morele weefsel waarin wetenschap ademt.

📌 Voorbeeld
Wie een weerapp bouwt, gaat stilzwijgend uit van vaste wetten in de atmosfeer, van betrouwbare metingen en van wiskunde die werkt. Dat zijn geen conclusies achteraf, maar startvoorwaarden oftewel geloofsuitspraken over de orde van de wereld.

Wat Fishman en Boudry wél expliciet maken

Fishman en Boudry verwerpen terecht een a-priori verbod op het bovennatuurlijke. Zij schrijven:

“Science, at least ideally, is committed to the pursuit of truth about the nature of reality, whatever it may be, and hence cannot exclude the existence of the supernatural a priori…”

Zij schuiven dus een principieel verbod terzijde ten gunste van toetsbaarheid. Dat onderscheidt hun positie van het zogenaamde Intrinsic Methodological Naturalism, dat stelt dat wetenschap in wezen naturalistisch is:

“MN can be viewed as an extension of Gould’s effort… It asserts that the methods of science are inherently naturalistic, and hence incapable of examining supernatural entities or phenomena.”

Die zelfopsluiting wijzen zij terecht af. Maar daarmee is de claim van minimalisme nog niet gerechtvaardigd; hoogstens is de deur opengelaten voor toetsing.

Bayes en de prijs van extra aannames

Fishman en Boudry funderen hun voorkeur voor eenvoud op Bayesiaanse wijze:

“There is a probabilistic cost associated with increasing the complexity of a hypothesis.”

Wie zijn hypothese uitbreidt, betaalt een kansprijs. Alleen wanneer de nieuwe parameters leiden tot een aanzienlijk betere voorspelling, is de extra complexiteit gerechtvaardigd:

“In general, there is a tradeoff between goodness of fit and simplicity. An increase in hypothesis complexity is justified only if it results in a correspondingly greater increase in goodness of fit.”

Dat is didactisch helder, maar ook hier geldt: het hele Bayesiaanse raamwerk veronderstelt een ordelijke wereld waarin waarschijnlijkheden stabiel zijn, logica geldig is en metingen betrouwbaar zijn. De schoonheid van de formule rust op een metafysische orde die zij niet zelf kan verklaren.

📌 Voorbeeld
De ontdekking van Neptunus illustreert hoe eenvoud en verklaringskracht hand in hand kunnen gaan. In de jaren 1840 ontdekten astronomen dat de baan van Uranus kleine afwijkingen vertoonde die niet pasten binnen de bekende zwaartekrachtwetten. In plaats van Newtons theorie te verwerpen, veronderstelden Le Verrier en Adams onafhankelijk van elkaar dat er verderop nog een onbekende planeet moest zijn die aan Uranus trok. Hun berekeningen wezen naar een exact punt aan de hemel — en toen Johann Galle zijn telescoop daarop richtte, zag hij Neptunus vrijwel onmiddellijk.

Eén extra entiteit bleek dus geen overbodige toevoeging, maar een vruchtbare hypothese met voorspellende kracht. Eenvoud is geen dogma dat complexiteit verbiedt, maar een tuchtmeester die helderheid afdwingt: voeg alleen toe wat de orde van het heelal werkelijk verklaart.

Foto van de planeet Neptunus, vastgelegd door de ruimtesonde Voyager 2 in 1989, met zichtbaar de lichtblauwe atmosfeer en subtiele wolkenbanden.
Neptunus, de achtste planeet van ons zonnestelsel, gefotografeerd door NASA’s Voyager 2. De ontdekking van deze planeet werd eerst wiskundig voorspeld voordat zij in 1846 daadwerkelijk werd waargenomen. Een zeldzaam voorbeeld van een theorie die letterlijk zichtbaar werd. / Bron: Wikimedia Commons

Reformatorische bedding: eenvoud met raison d’être

De reformatorische wijsbegeerte biedt een dieper fundament onder dit streven naar eenvoud. Als eenvoud meer is dan een esthetische voorkeur, moet zij een oorsprong hebben. Die ligt in Gods eenvoud en voorzienigheid. God is niet samengesteld, niet veranderlijk, niet willekeurig. Daarom is de schepping ordelijk en betrouwbaar.

Vanuit dat geloof krijgt parsimony een zinvolle plaats: eenvoud weerspiegelt de eenheid van Gods raad. De werkelijkheid is begrijpelijk omdat zij gedragen wordt door één wijs en trouw Wezen. Eenvoud is dan geen toevallige heuristiek, maar een rationele verwachting bij een door God geordende schepping.

Zo wordt de mythe van minimaliteit doorzichtiger. Het naturalisme veronderstelt niet mínder, maar ánders. Het leunt op aannames die het zelf niet kan rechtvaardigen, maar die in een Bijbels-theïstisch kader hun coherente plaats vinden. Het zogenaamde minimalisme vaart dus op onzichtbare brandstof; geloof in orde, waarheid en rede die het zelf niet kan verklaren, maar wel gebruikt.

Bayes, eenvoud en goddelijke eenvoud

Bayes in één oogopslag

Fishman en Boudry plaatsen hun analyse in het kader van de Bayesiaanse confirmatietheorie, een methode om overtuigingen bij te stellen op grond van nieuwe informatie. Zij schrijven:

“Central to Bayesian confirmation theory is Bayes’ theorem… our initial degree of confidence in the truth of a hypothesis, H, represented by its prior probability, p(H), is revised on the basis of new evidence, E… to yield a posterior probability, p(H|E).”

En verder:

“The likelihood is therefore a measure of how well the hypothesis predicts or fits the evidence.”

Vrij vertaald: men begint met een prior — een beginkans dat een hypothese waar is — krijgt vervolgens evidence (E), en herberekent die kans tot een posterior, de kans na de gegevens. De likelihood drukt uit hoe goed de hypothese de data voorspelt.

📌 Voorbeeld
Je schat dat er 30 procent kans is dat het gaat regenen. Vervolgens zie je donkere wolken: dat is je nieuwe evidence. Je herziening — de posterior — stijgt dan bijvoorbeeld naar 70 procent. Zo werkt Bayes: je leert van nieuwe gegevens, maar altijd binnen een kader van voorafgaande aannames.

📌 Termen kort
Prior: kans vóór de data.
Likelihood: voorspellende kracht van de hypothese voor de data.
Posterior: kans ná de data.

Eenvoud loont: de complexiteitsboete

“There is a probabilistic cost associated with increasing the complexity of a hypothesis.”

“From Bayesian confirmation theory and information theory it can be shown that increasing the complexity of a hypothesis… yields a reduced posterior probability relative to a simpler hypothesis that fits the data equally well.”

Vrij weergegeven: hoe meer aannames of extra parameters je toevoegt, hoe ‘duurder’ je theorie wordt. De posterior daalt, tenzij die extra aannames de data aanzienlijk beter verklaren.

“Introducing additional entities into a theory has an effect similar to… introducing additional parameters… the complexity of the theory must increase, which in turn decreases its prior probability.”

Voorbeeld: bij de planeetbanen van Uranus bleek één extra planeet, Neptunus, gerechtvaardigd. Die hypothese voegde complexiteit toe, maar leverde ook toetsbare voorspellingen op die uitkwamen. Zo overwint fit de boete.

Hoe meet je complexiteit? Compressie en Kolmogorov

“These information-theoretic approaches provide a principled way to assign initial prior probabilities to hypotheses based on their degree of complexity, where the complexity… is defined as the length of its shortest description, or Kolmogorov complexity.”

“In the absence of relevant background information, the initial prior probability may be assigned a value equal to 2⁻ᴸ, where L is the length (in bits) of the hypothesis.”

Een hypothese is dus eenvoudiger naarmate zij korter beschreven kan worden zonder informatieverlies. Kortere beschrijving betekent hogere prior. Dit is de informatische vorm van Ockhams scheermes: hoe minder woorden, hoe groter het initiële vertrouwen.

3.4 Hun kritiek op “God deed het” en op occasionalisme

“The generic explanation ‘God did it’ can be rejected on the grounds that it offers no compression of the data.”

“The explanation ‘God did it’ is inconceivably complex and has a correspondingly low posterior probability.”

“Thus, the doctrine of occasionalism… is… extremely improbable a priori.”

Hun kritiek is tweevoudig. Ten eerste: de formule “God deed het” comprimeert niets; ze voorspelt geen nieuwe data. Ten tweede: het occasionalisme — de gedachte dat God elk afzonderlijk gebeuren direct veroorzaakt — maakt de werkelijkheid nodeloos complex.

📌 Voorbeeld
Wie bij elk natuurverschijnsel zegt “onzichtbare wezens deden het”, kan alles achteraf verklaren, maar niets vooruitzien. De theorie voorspelt niets en krijgt dus een lage Bayesiaanse score.

Presuppositionele correctie: ad-hoc-god ≠ Goddelijke eenvoud

Hier breekt de reformatorische correctie door, waarin de theologische diepte tegenover het methodische minimalisme wordt geplaatst. De kritiek van Fishman en Boudry richt zich terecht op de ad-hoc-god: een geïmproviseerde verklaring die men tevoorschijn haalt wanneer het natuurlijke model tekortschiet. Zo’n “noodverband-theïsme” reduceert God tot een functionele variabele in het verklaringsschema; een deus ex machina die niets werkelijk verklaart, maar slechts gaten dempt. Die verwerping is volkomen terecht.

De klassiek-theïstische leer van de goddelijke eenvoud daarentegen spreekt over God als het ens simplex, het volstrekt eenvoudige en noodzakelijke Wezen. Hij is geen samengesteld geheel van eigenschappen, maar pure actus purus — volkomen werkelijkheid zonder potentie of afhankelijkheid. In Hem vallen essentie en existentie samen: esse et essentia unum sunt in Deo. Zijn wijsheid, macht en trouw zijn niet bijkomende kwaliteiten, maar de uitdrukking van één ondeelbaar wezen.

Zo verstaan, is God geen “extra parameter” in een wetenschappelijke theorie, maar het metafysische fundament waarop orde, logica en causaliteit rusten. Zijn aseitas (zelfbestaan) verklaart waarom de werkelijkheid niet uit het niets opdoemt, en Zijn providentia Dei (voorzienigheid) waarom zij betrouwbaar blijft door de tijd heen. De uniformiteit van de natuur is dan geen toevallige statistische regelmaat, maar de empirische weerspiegeling van Gods trouw; een vorm van ordo creationis die in stand wordt gehouden door de Ene Wil.

Daarmee krijgt parsimony een diepere betekenis. De voorkeur voor eenvoud in theorieën is niet louter een methodische zuinigheid, maar weerspiegelt de eenheid van de Schepper zelf. De rationele samenhang van het universum vindt haar grond in de simplicitas Dei: de overtuiging dat de werkelijkheid begrijpelijk is omdat zij voortkomt uit één ondeelbare en verstandige Bron. De wetenschappelijke neiging tot vereenvoudiging blijkt dan geen toevallige esthetiek, maar een afglans van de goddelijke eenheid die de wereld ordent en draagt.

Wat blijft staan en wat moet scherper

Wat blijft staan:
Eenvoud verdient voorkeur; theorieën die voortdurend nieuwe ad-hoc-elementen toevoegen, verliezen geloofwaardigheid. Lege “God-formules” en occasionalisme bieden geen voorspellende kracht en krijgen dus terecht een lage prior.

Wat moet scherper:
De Bayesiaanse complexiteitsboete geldt voor samengestelde theorieën, niet voor de eenvoudige God van de klassieke theologie. De Bayesiaanse methode zelf veronderstelt immers al een geordende, begrijpelijke wereld, met stabiele waarschijnlijkheden, logische geldigheid en betrouwbare waarneming. Precies die voorwaarden vinden hun coherente grond in goddelijke eenvoud en voorzienigheid.

Zo bezien vormt de theïstische grondslag niet een overtollige toevoeging, maar het noodzakelijke kader waarin orde, waarschijnlijkheid en eenvoud zinvol worden.

Testbaarheid zonder taboe; maar waar is de bedding?

Open deur: toetsen mag, verbieden hoeft niet

Fishman en Boudry zetten in hun artikel de deur op een kier voor onderzoek naar wat traditioneel “het bovennatuurlijke” heet. Zij schrijven:

“Science can indeed investigate supernatural hypotheses via standard methodological approaches used to evaluate any ‘non-supernatural’ claim.”

En even expliciet:

“Science, at least ideally, is committed to the pursuit of truth about the nature of reality, whatever it may be, and hence cannot exclude the existence of the supernatural a priori…”

Dat is methodische bescheidenheid in zuivere vorm. Geen taboe aan de poort; geen verbodsbord op grond van vooroordeel. Wat telt, is toetsbaarheid: laat verklaringen zich meten aan dezelfde criteria van samenhang, voorspelbaarheid en eenvoud.

Het inductiespook: waarop rust onze voorspelkracht?

Fishman en Boudry wijzen erop dat het verwijt dat “het bovennatuurlijke de wetenschap zou stilzetten” slechts een herhaling is van een oudere twijfel: het inductieprobleem. Zij schrijven:

“The existence of the supernatural would be a ‘science stopper’… [but] this concern is simply a variant of the old problem of induction…”

Waarom noemen zij dat een variant? Omdat beide bezwaren — het “science stopper”-argument én Hume’s inductieprobleem — om hetzelfde fundamentele punt draaien: het vertrouwen in de voorspelbaarheid van de werkelijkheid.

Wie zegt dat het bovennatuurlijke de wetenschap zou stilzetten, bedoelt eigenlijk dat er dan geen betrouwbare regelmaat meer zou zijn. Maar dat is precies de vraag die Hume al stelde, lang vóór er van modern naturalisme sprake was: waarom is de wereld überhaupt regelmatig? Waarom verwachten wij dat de toekomst zich gedraagt als het verleden?

Het “science stopper”-argument veronderstelt dat alleen een strikt gesloten, natuurlijke orde wetenschappelijk vruchtbaar is. Maar dat is een cirkelredenering: het stelt uniformiteit als voorwaarde, zonder haar te kunnen rechtvaardigen. Daarmee herhaalt het precies het inductieprobleem, maar dan in een modern jasje.

Hume toonde al aan dat inductie niet logisch te bewijzen valt: we kunnen niet zeggen dat de zon morgen opkomt, enkel omdat zij het gisteren deed, tenzij we eerst aannemen dat de natuur uniform is. En die uniformiteit kan op haar beurt niet uit de natuur worden afgeleid.

De reformatorische correctie biedt hier een diepere bedding. Waar Hume bij een onoplosbaar mysterie bleef, spreekt de theologie van voorzienigheid en goddelijke trouw. De natuur is niet betrouwbaar ondanks het bovennatuurlijke, maar omdat zij door het bovennatuurlijke wordt gedragen.

📌 Begrippenkader
Inductie: de overgang van herhaalde waarneming naar een algemene regel; het vertrouwen dat patronen zich herhalen.
Science stopper: de angst dat een open werkelijkheid (waarin God of geestelijke oorzaken meespelen) het wetenschappelijk onderzoek lamlegt.
Waarom een variant?: beide kwesties raken dezelfde vraag: hoe kunnen wij regelmaat verwachten? Hume’s inductieprobleem is de filosofische vorm; het “science stopper”-argument de retorische.

In beide gevallen is het antwoord niet methodisch, maar metafysisch: orde veronderstelt een Ordegever.

De persoon op de afbeelding is David Hume (1711-1776), een invloedrijke Schotse filosoof en historicus uit de tijd van de Verlichting. Hume wordt beschouwd als een van de belangrijkste empiristische filosofen, wat betekent dat hij geloofde dat alle menselijke kennis voortkomt uit ervaring.
David Hume, portret door Allan Ramsay, 1766 / Bron: Wikimedia Commons

Reformatorische bedding: voorzienigheid en logos

Zonder een metafysische bedding wordt parsimony (eenvoud) gereduceerd tot een kwestie van smaak, en verklaringskracht tot een esthetische voorkeur voor elegante theorieën. Dan blijft wetenschap zweven op pragmatisme: wat werkt, is waar. De reformatorische traditie biedt daarentegen een fundament waarin eenvoud, orde en kenbaarheid hun raison d’être vinden. Zij plaatst de wetenschappelijke methode niet tegenover geloof, maar ín een groter denkkader van schepping en voorzienigheid.

Voorzienigheid: Gods betrouwbare bestuur van de schepping

De gedachte van voorzienigheid (providentia Dei) is het hart van de reformatorische wereldbeschouwing: God onderhoudt en bestuurt alles wat Hij geschapen heeft. Hij is niet een klokmaker die de wereld heeft laten draaien en zich vervolgens terugtrekt, maar de levende Onderhouder die “alle dingen draagt door het woord van Zijn kracht” (Hebr. 1:3).

Daarom is de werkelijkheid niet toevallig, maar betrouwbaar. De natuurwetten drukken geen blinde noodzaak uit, maar Gods trouw. Wie meet of berekent, leeft — bewust of niet — van dit vertrouwen: dat het universum vandaag werkt volgens dezelfde structuur als gisteren. In dat licht krijgt inductie zin: niet omdat de mens gelooft in toevalspatronen, maar omdat hij leeft in een schepping die consequent gedragen wordt door een getrouwe Schepper.

Goddelijke eenvoud: de eenheid van het goddelijk Wezen

De leer van de goddelijke eenvoud (simplicitas Dei) voegt daaraan een diepere dimensie toe. God is niet samengesteld uit delen of eigenschappen; Hij is één, onveranderlijk, noodzakelijk en volmaakt. In Hem vallen wil, macht, wijsheid en goedheid samen.

Deze eenheid maakt Hem geen “extra oorzaak” binnen de wereld, maar het metafysische fundament van alle orde.

Daaruit volgt dat de schepping niet willekeurig is: zij weerspiegelt Gods immutabilitas (onveranderlijkheid) en ordinatio (ordening). De wetten van de natuur zijn geen autonome principes, maar vaste beschrijvingen van hoe Gods scheppingsorde zich consequent manifesteert.

Aldus wordt wetmatigheid een afgeleide van goddelijke trouw. De uniformiteit van de natuur, waarop alle wetenschap rust, is de echo van de eenvoud van haar Schepper.

Logos: redelijke structuur en kenbaarheid

Het begrip Logos (Joh. 1:1) verbindt theologie en epistemologie. De wereld is geschapen “door het Woord”, en dat Woord is rationeel, begrijpelijk, betekenisvol. De schepping is dus niet alleen bestaan, maar ook betekenis: zij draagt een intrinsieke logische structuur waardoor de mens haar kan verstaan.

Deze Logos-gedachte verklaart waarom wiskunde en logica op de wereld passen; waarom abstracte formules de werkelijkheid kunnen beschrijven. In het Bijbels-reformatorische kader komt dat niet voort uit een toevallige aanpassing van het menselijk brein aan zijn omgeving, zoals het naturalisme suggereert, maar uit een wezenlijke verwantschap: de mens is geschapen naar Gods beeld (imago Dei). Daardoor deelt hij in het vermogen om de redelijke structuur van de schepping te herkennen.

De wereld is begrijpelijk omdat zij in haar grond rationeel is, en de mens kan begrijpen omdat zijn rede afgeleid is van de goddelijke Rede. Kennis is daarom geen toevalstreffer van evolutie, maar een ontmoeting tussen de Logos in de schepping en het beeld van de Logos in de mens.

Art-deco-stijl illustratie van Johannes 1:1, met geometrische gouden lijnen op een diepblauwe achtergrond en de tekst: “In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
Symbolische art-deco-interpretatie van Johannes 1:1. De geometrische harmonie en het goud-blauwe kleurenspel verwijzen naar de orde, eeuwigheid en majesteit van de Logos — het Woord dat bij God was en zelf God is. / Bron: Martin Sulman

De samenhang

Vanuit dit drievoudige kader — voorzienigheid, goddelijke eenvoud en logos — wordt inzichtelijk waarom de natuur zich laat beschrijven in korte, elegante wetten. Eenvoud is geen toevallige voorkeur, maar weerspiegelt de innerlijke eenheid van de werkelijkheid. Wetenschappelijke samenvatting is mogelijk omdat de schepping zelf een samenvattende orde bezit: het veelvuldige is gegrond in het Ene.

In het licht van de Drie-eenheid krijgt deze eenheid haar volheid. Gods eenvoud is geen kille uniformiteit, maar de levende harmonie van drie Personen in één Wezen. De Vader is oorsprong, de Zoon de Logos door Wie alles bestaat, en de Geest de kracht die onderhoudt en vernieuwt. De veelheid van de wereld weerspiegelt deze goddelijke gemeenschap: onderscheiden, maar niet verdeeld; veelvormig, maar gedragen door één wil.

Zo krijgt parsimony haar rechtvaardiging; niet als esthetisch credo (“het mooiste is waar”), maar als redelijke verwachting binnen een schepping die ontspringt aan één verstandige en betrouwbare Bron. De wereld is begrijpelijk, niet omdat zij zichzelf verklaart, maar omdat zij rust in de drie-enige God: de rationele, eenvoudige en voorzienige Schepper; de Logos die haar draagt.

De weerapp en de spelregels

Stel, je bouwt een weerapp. Je model gebruikt gegevens van gisteren en vandaag om morgen te voorspellen. Dat lukt alleen als je drie dingen ongemerkt veronderstelt:

  1. De atmosfeer gehoorzaamt morgen aan dezelfde wetten als vandaag.

  2. Wiskunde past op de werkelijkheid; formules drukken echte patronen uit.

  3. Jouw redeneren en meten zijn in wezen betrouwbaar.

Dat zijn geen conclusies na afloop, maar uitgangspunten. In reformatorische termen: ze rusten op Gods voorzienigheid en de logos van de schepping. Zonder die grondslag is elke voorspelling een gok in het donker.

Terug naar Fishman en Boudry: maatstaf ja, metafysica nodig

Hun toetsingscriterium blijft waardevol. Wie ad-hoc-verklaringen opstapelt of vaag blijft, verliest verklaringskracht:

“Hypotheses referring to the supernatural or paranormal should be rejected… because they fail to satisfy basic explanatory criteria, such as explanatory power and parsimony.”

Maar dat criterium veronderstelt reeds dat de wereld zich laat comprimeren, dat patronen werkelijk bestaan, dat logica en wiskunde corresponderen met de werkelijkheid. Dat zijn metafysische aannames en geen meetbare resultaten.

Hier vult de reformatorische benadering aan wat bij Fishman en Boudry impliciet blijft. Eenvoud en voorspelbaarheid zijn geen toevallige voorkeuren van de menselijke geest; zij hebben zin omdat de werkelijkheid voortkomt uit één eenvoudige en betrouwbare Schepper; de Logos, de bron van alle orde en rationaliteit.

Kortom: testbaarheid zonder taboe is noodzakelijk; maar zonder ontologische bedding blijft zij in de lucht hangen. Met voorzienigheid en goddelijke eenvoud — de leer dat God als Logos de rationele grond van al het zijn is — krijgt de wetenschap vaste grond onder de voeten.

Conclusie en stellingname

Wat behouden blijft

Twee punten uit het betoog van Fishman en Boudry verdienen instemming. Ten eerste: een a-priori verbod op bovennatuurlijke hypothesen is geen wetenschappelijke bescheidenheid, maar een filosofische afsluiting. Toetsing moet plaatsvinden op verklaringskracht en eenvoud, niet op wereldbeeld.

Ten tweede: de Bayesiaanse intuïtie dat complexiteit een prijs heeft, scherpt de methode. Wie eindeloos variabelen toevoegt om zijn theorie te redden, verliest geloofwaardigheid. Eenvoud is geen zwakte, maar intellectuele tucht; de weigering om het raadsel te bezweren met ruis. Beide inzichten zijn methodisch vruchtbaar en blijven overeind.

Wat ontbreekt in het minimalistische verhaal

Het naturalistische minimalisme noemt zichzelf nuchter en zuinig, maar die zuinigheid berust op een onzichtbare structuur van overtuigingen. Achter elk experiment schuilt een impliciet vertrouwen in zes fundamenten:

  • uniformiteit van de natuur,
  • geldigheid van logica en wiskunde,
  • causale orde,
  • betrouwbaarheid van cognitie,
  • veelal causale geslotenheid,
  • normativiteit in onderzoek.

Zonder deze pijlers stort elke berekening in het niets. Geen likelihood, geen posterior, geen fit heeft betekenis zonder metafysisch fundament. Minimalisme is als een tafel die nog keurig gedekt is, maar waarvan het blad is weggenomen; het servies lijkt te zweven, ordelijk en intact, terwijl het in werkelijkheid elk moment kan vallen.

Conceptuele illustratie van een keurig gedekte tafel waarvan het blad ontbreekt, zodat borden, glazen en bestek lijken te zweven in de lucht boven de poten.
Een tafel vol orde, maar zonder drager; het beeld van een systeem dat zijn fundament heeft verwijderd, en desondanks nog even keurig blijft liggen. / Bron: Martin Sulman

Bayes en de eenvoud van God

De Bayesiaanse complexiteitsboete is terecht gericht tegen de ad-hoc-verklaring en het occasionalisme, maar niet tegen de goddelijke eenvoud van de klassieke theologie. God wordt daarin niet gedacht als een optelsom van eigenschappen, maar als het noodzakelijke, eenvoudige Wezen; de ondeelbare grond van orde, rationaliteit en zijn. Hij is niet één factor tussen anderen, maar het voorwaardelijke fundament van alle samenhang.

Vanuit dat besef zijn natuurwetten geen toevallige samenvattingen van regelmaat, maar beschrijvingen van een schepping die orde belichaamt. De regelmatigheid van de natuur is niet blind, maar trouw; zij weerspiegelt het karakter van haar Maker. Daarmee krijgt parsimony een diepere betekenis: eenvoud is niet slechts een heuristische voorkeur, maar een afspiegeling van de goddelijke eenheid en de betrouwbaarheid van Gods voorzienigheid. Wat de Bayesiaan als statistisch voordeel ziet, blijkt in theologisch licht een echo van de Schepper die Zijn wereld begrijpelijk maakte.

Presuppositionele inzet: neutraliteit vraagt bodem

De gedachte van een neutrale methode is aantrekkelijk, doch illusoir. Elke vorm van wetenschap veronderstelt precies datgene wat zij niet zelf kan afleiden: dat de wereld ordelijk is, dat onze waarneming betrouwbaar is, en dat logica geldig blijft. De presuppositionele analyse maakt zichtbaar dat deze aannames niet methodisch, maar metafysisch zijn.

De reformatorische traditie biedt hier de bodem die ontbreekt: Gods voorzienigheid en eenvoud verklaren waarom de werkelijkheid rationeel is en waarom kennis mogelijk blijft. In dat licht is geloof geen concurrent van wetenschap, maar haar voorwaarde. Wetenschap wortelt in een schepping die door een betrouwbare Schepper wordt gedragen.

Slotstellingen voor de lezer

  • Methodisch: behoud het open-deur-principe. Onderzoek vrijmoedig, maar toets scherp: een hypothese moet zowel verklaren als versimpelen.
  • Filosofisch: erken dat minimalisme niet minder, maar ánders veronderstelt. Breng de onderliggende aannames aan het licht en verantwoord ze.
  • Theologisch: laat de leer van goddelijke eenvoud en voorzienigheid fungeren als de dieptestructuur van kennis; zij verklaren waarom uniformiteit, logica en parsimony überhaupt zinvol zijn.
  • Praktisch: een goede theorie werkt met weinig, verklaart veel en rust op vaste grond. Dat is wetenschap met ruggengraat; bescheiden in methode, maar geworteld in metafysische helderheid.

Lees verder

Wie dieper wil graven in de wisselwerking tussen geloof, rede en de vooronderstellingen van wetenschap, vindt op Mens & Gezondheid een breder gesprek dat deze thema’s in samenhang belicht. In Geloof en wetenschap: geen conflict maar harmonie lees je hoe wetenschappelijke orde en geloof in schepping elkaar juist veronderstellen. Het artikel De Bijbel en de mythen: waarom Genesis geen echo van Babylon is onderzoekt hoe de oudtestamentische scheppingsgeschiedenis zich onderscheidt van heidense kosmogonieën. In Waarom de Bijbel betrouwbaar blijft – ook al is zij door mensen geschreven wordt de historische betrouwbaarheid van de Schrift verdedigd tegenover sceptische lezingen. De grenzen van het naturalisme – en waarom wetenschap niet zonder vooronderstellingen kan laat zien dat elk onderzoek, hoe empirisch ook, rust op metafysische aannames. En wie teruggaat naar het begin van het debat met Bart Klink vindt in De vraag die creationisten ontwijken: geloof, waarheid en wetenschap de oorspronkelijke stelling dat geloof en wetenschap onverenigbaar zouden zijn — een stelling die in deze reeks stap voor stap wordt bevraagd en weerlegd.

Geraadpleegde bronnen (APA, alfabetisch)

  • Augustine. (1998). The City of God (H. Bettenson, Trans.). Penguin Classics. (Origineel werk gepubliceerd ca. 426).
  • Augustine. (2002). The Trinity (E. Hill, Trans.). New City Press. (Origineel werk gepubliceerd ca. 400).
  • Bavinck, H. (1906/2003). Gereformeerde Dogmatiek (Vol. II). Kampen: Kok.
  • Cain, M. J. (2025). How essentialist are we? Review of Philosophy and Psychology. https://doi.org/10.1007/s13164-025-00787-8
  • Climenhaga, N. (2025). Skeptical theism and Bayesian arguments from evil. In L. Buchak & D. Z. Zimmerman (Eds.), Oxford Studies in Philosophy of Religion. Oxford University Press.
  • Craig, W. L., & Moreland, J. P. (Eds.). (2017). The Blackwell Companion to Natural Theology. Wiley-Blackwell.
  • Dooyeweerd, H. (1955). A New Critique of Theoretical Thought (Vol. I). Amsterdam: H. J. Paris.
  • Fishman, Y. I., & Boudry, M. (2013). Does science presuppose naturalism (or anything at all)? Science & Education, 22(5), 1245–1269. https://doi.org/10.1007/s11191-012-9574-1
  • Frame, J. M. (1987). The Doctrine of the Knowledge of God. Presbyterian and Reformed Publishing.
  • Frame, J. M. (2015). A History of Western Philosophy and Theology. P&R Publishing.
  • Helm, P. (1988). Eternal God: A Study of God without Time. Oxford University Press.
  • Hume, D. (2007). An Enquiry Concerning Human Understanding (P. Millican, Ed.). Oxford University Press. (Origineel werk gepubliceerd 1748).
  • Mahner, M. (2012). The role of metaphysical naturalism in science. Science & Education, 21(2), 143–160.
  • Newton, I. (1952). Opticks (Dover ed.). Dover Publications. (Origineel werk gepubliceerd 1717).
  • Newton, I. (1999). Philosophiae Naturalis Principia Mathematica (I. B. Cohen & A. Whitman, Trans.). University of California Press. (Origineel werk gepubliceerd 1713).
  • Plantinga, A. (1993). Warrant and Proper Function. Oxford University Press.
  • Poythress, V. S. (2019). Redeeming Mathematics: A God-Centered Approach. Crossway.
  • Swinburne, R. (1996). Is There a God? Oxford University Press.
  • Thomas van Aquino. (1947). Summa Theologica (Leonine ed., Vol. I). Rome: Leonine Commission. (Origineel werk gepubliceerd ca. 1265–1274).
  • Torrance, A. J. (2023). The rationality of faith and the intelligibility of the world. The Heythrop Journal, 64(3), 489–503. https://doi.org/10.1111/heyj.14125
  • Torrance, T. F. (1984). Theological Science. Oxford University Press.
  • Van Til, C. (1955). The Defense of the Faith. Presbyterian and Reformed Publishing.
  • Warfield, B. B. (1911). Revelation and Inspiration. Oxford University Press.
  • Wolterstorff, N. (1976). Reason within the Bounds of Religion. Eerdmans.
  • Woźniak, R. J. (2025). Scientific imagination as locus of theology. Religions, 16(4), 467. https://doi.org/10.3390/rel16040467

Reacties

Wat denk jij? Zie jij wetenschap als een neutraal instrument, of herken je dat elke vorm van kennis begint bij een geloof in orde, waarheid en betekenis? We nodigen je uit om hieronder je gedachten te delen.