Last Updated on 2 januari 2025 by M.G. Sulman
Nieuwjaarsgedichten, ze zijn er in alle soorten en maten: van prachtig uitgewerkte literaire meesterwerken die je diep raken, tot luchtige rijmpjes die snel bij de deur worden voorgedragen. Ze weerspiegelen de overgang van oud naar nieuw, met een mix van hoop, humor en soms een vleugje melancholie. In dit artikel duiken we in de wereld van nieuwjaarsgedichten, van de verfijnde pennenstreken van grote dichters tot de spontane creaties van lantaarnopstekers en nachtwakers in de tijden van weleer. Waar deze traditie ooit bloeide, raakt ze thans in vergetelheid, een echo van een tijd waarin woorden de brug naar een nieuw begin waren. Eén waarheid blijft: verheven of eenvoudig, elk gedicht ademt een eigen ziel en draagt een verhaal dat gehoord wil worden.
Inhoud
- 1 De rijke traditie van nieuwjaarsgedichten in Nederland en Vlaanderen
- 2 Nieuwjaarsgedichten: vijf literaire pareltjes
- 3 Nieuwjaarsgedichten uit de oude doos
- 3.1 Nieuwjaarsgedicht van een lantaarnopsteker (1851)
- 3.2 Nieuwjaarsgedicht of bedelarij? Het verhaal van Harm G. in 1892
- 3.3 Nieuwjaarsgedicht van een nachtwaker (1911)
- 3.4 Van nieuwjaarsgedichten die verdwijnen tot tradities die vervagen (1922)
- 3.5 Rotterdam in 1928: muziek, dans en een vleugje poëzie
- 4 Reacties en ervaringen
De rijke traditie van nieuwjaarsgedichten in Nederland en Vlaanderen
Nieuwjaarsgedichten, een traditie met wortels die dieper reiken dan je zou denken. Ze zijn niet zomaar de poëtische tegenhanger van een kerstkaart of een obligaat lijstje goede voornemens. Nee, deze literaire pareltjes hebben een verhaal te vertellen, een geschiedenis vol warmte, rituelen en – somtijds – scherpe humor.
Het begin: van kerk naar keuken
In de vroegste vorm waren nieuwjaarswensen vaak verbonden aan de kerk. Priesters en monniken schreven gezegden en gebeden om de gelovigen het nieuwe jaar in te leiden, met de nadruk op reflectie en dankbaarheid. Het woord kreeg letterlijk een heilige toon, zoals een zachte echo van het Bijbelse In den beginne was het Woord.
Allengs verspreidde de traditie zich naar de gewone man en vrouw. In Vlaanderen was het vanaf de 17e eeuw gebruikelijk dat kinderen een nieuwjaarsbrief voordroegen. Je weet wel, een prachtig versierde kaart met krullerige letters, waarin ze hun ouders of grootouders bedankten voor het afgelopen jaar en meteen om een cadeautje vroegen. Soms met een beetje te veel enthousiasme, maar dat was part of the charm. Dit soort brieven – vaak voorgedragen met een mengeling van trots en zenuwen – waren een vast onderdeel van de nieuwjaarsviering. Een traditie die trouwens hier en daar nog steeds voortleeft.
De literaire evolutie
En dan heb je de dichters. Mensen zoals J.J. Slauerhoff, J.C. Bloem en Guido Gezelle, die het nieuwjaarsgedicht naar een ander niveau tilden. Hun werk ging niet over cadeautjes of goede voornemens, maar over grote vragen: de zin van het leven, de eindigheid van tijd en de hoop op een nieuw begin. Neem Slauerhoff’s “Nieuwjaarsboutade”, waarin hij op scherpe toon reflecteert op de leegte van het moderne bestaan. Of Bloem, die in “Nieuwjaar” de melancholie van een regenachtige januaridag prachtig weet te vangen.
In deze gedichten voel je de overgang van het oude naar het nieuwe jaar, niet als een feestje, maar als een moment van introspectie. Het is alsof deze dichters een spiegel ophouden, waarin we zowel de schoonheid als de gebrokenheid van het leven kunnen zien.
Van brief naar boutade
In de 20e eeuw begonnen nieuwjaarsgedichten een andere rol te krijgen. Ze werden minder persoonlijk en meer maatschappelijk. Denk aan de kritische stemmen van dichters die in hun nieuwjaarsgedichten niet zozeer hoop uitspraken, maar juist commentaar leverden op de wereld om hen heen. De nieuwjaarsboodschap werd een podium voor satire, melancholie en filosofische overpeinzingen.
In Vlaanderen bleef de nieuwjaarsbrief een vast onderdeel van de feestdagen. De traditie, die teruggaat tot 1573 toen Jan Moretus ermee begon, heeft diepe wortels in de Vlaamse cultuur. Kinderen leerden op school hun tekstjes uit het hoofd, vaak met een vleugje humor of een knipoog naar de moderne tijd. Tegenwoordig kan en mag zowat alles. De brieven worden aangepast aan de tijdsgeest: het mag speels, origineel, en zelfs een tikje ondeugend. Het idee blijft echter onveranderd – een nieuwjaarsbrief is een kans om je dankbaarheid te tonen en een warme wens uit te spreken voor de toekomst.
Nieuwjaarsgedichten vandaag de dag
Vandaag zijn nieuwjaarsgedichten minder prominent dan vroeger, maar ze hebben hun charme niet verloren. Een poëtisch geschreven kaart, een intiem geschreven wens of zelfs een Instagram-post met een vleugje literair talent – het zijn moderne varianten van een eeuwenoude traditie. En laten we eerlijk zijn: in een tijd waarin emojis en gifjes vaak de boodschap dragen, kan een goedgekozen gedicht echt het verschil maken.
Dus, als je dit jaar nog geen nieuwjaarswens hebt verzonden, waarom probeer je niet iets nieuws? Of eigenlijk iets ouds. Schrijf een paar regels, steek er wat van je ziel in, en geef iemand een wens die verder gaat dan “Gelukkig nieuwjaar!” Want als de geschiedenis ons iets leert, dan is het dat woorden – hoe eenvoudig ook – altijd hun weg vinden naar het hart. En dat is, om het maar met een ouderwetse uitdrukking te zeggen, goud waard.
Nieuwjaarsgedichten: vijf literaire pareltjes
Guido Gezelle: goede raad is goud waard
Neem nou Guido Gezelle (1830-1899) met zijn “Nieuwjaarswensch”. Dit gedicht voelt bijna als een gebed, een soort zegenbede die je even stil laat staan.
De Tijdspiegel, een tijdschrift dat literaire en culturele parels deelde, publiceerde in 1913 een bijzonder werk van Guido Gezelle: een nieuwjaarsgedicht dat tot dan toe onuitgegeven was. In dit gedicht laat Gezelle zijn kenmerkende combinatie van diepe religieuze bezinning en poëtische kracht schitteren. Hij beschrijft de overgang van het oude jaar naar de eeuwigheid en verweeft dat met een boodschap van hoop en geloof in een leven na de dood.
Het nieuwjaarsgedicht luidt aldus:
Nieuwjaar
Met weke, maand en dag te leven,
komt ’t oude jaar den geest te geven;
En ’t ligt geveld in de eeuwigheid.
Weerop zal ’t staan, om weêr te sterven…
«Dat eeuwig is, dat moogt gij erven»
is, in een woord, mijn wensch gezeid.
Dat eeuwig is zal God u geven,
gestorven eens zult ge eeuwig leven,
zoo ge uwen sterfdag voorbereidt.
Ik wensch u nooit voor goed te sterven,
maar, levend door de dood, eens te erven
het leven Gods, in de eeuwigheid!Het oud jaar is voorbij
en ‘t nieuwe is pas verschenen:
waar gaat de snelle tijd,
waar gaat hij met ons henen?
– Naar de eeuwigheíd ga ik,
met u, met al dat is
en van uw broosheid, mensch,
geve ik getuigenís.
Past op dan, gij die gaat
met zulke snelle schreden,
en stelt niet uit; hetgeen
gij doen zult, doet het heden,
want morgen kunt gij reeds,
met ‘t oud en ‘t nieuwe jaar,
verdwenen zijn als of ‘t
een ijdel wolkske waar. –
Zoo sprak de tijd en wij…
Anton van Wilderode: diep vertrouwen
Dan is er Anton van Wilderode (1918-1998), die in zijn “Nieuwjaarsbrief” een heel ander licht laat schijnen op de jaarwisseling. Met trefzekere eenvoud schetst van Wilderode beelden die iedereen herkent. De koude bomen en de ouder wordende dromen roepen een gevoel van vergankelijkheid op. Maar precies wanneer je denkt dat de toon volledig somber zal worden, brengt hij een onverwachte wending. De verwachting blijft sprankelen, nog altijd vol gloed en kleur. Het licht van boven – of je dat nu letterlijk of symbolisch opvat – biedt een kracht die nooit faalt.
Wat dit gedicht zo bijzonder maakt, is de troost die het biedt. Het erkent de vragen en onzekerheden die iedereen meedraagt, maar biedt ook een bemoedigend perspectief. Want achter elke deur, hoe zwaar die ook mag lijken, ligt iets nieuws verborgen. Van Wilderode weet in een paar korte strofen een diep vertrouwen te leggen dat zelfs de donkerste dagen kunnen worden verlicht. Dit is poëzie als een warme deken op een winterdag.
De laatste dagen
en de laatste vragen
van het geleden jaar
staan voor de deur,
de bomen kouder
en de dromen ouder
maar de verwachting
nog vol gloed en kleur
want wij geloven:
het licht van boven
is niet te doven
stelt niet teleur
voor alle vragen
van alle dagen
achter de einder
achter de deur.
Van Wilderode slaagt erin om met eenvoudige woorden een krachtige boodschap over te brengen. Hij nodigt je uit om, ondanks de uitdagingen en onzekerheden van het oude jaar, het nieuwe met vertrouwen en geloof tegemoet te treden. Het is een ode aan de kracht van hoop, zelfs als het leven ingewikkeld is.
J.J. Slauerhoff: scherp en melancholisch
En wat dacht je van J.J. Slauerhoff (1898-1936)? Zijn “Nieuwjaarsboutade” is verre van traditioneel. Dit is Slauerhoff in zijn puurste vorm: eigenzinnig, een tikje melancholisch, en vooral scherp. Hier geen zoete dromen over wat komt, maar een rauwe reflectie op wat was. Hij neemt geen blad voor de mond en laat je voelen hoe wrang het oude jaar kan smaken. Toch, tussen de regels door, glinstert daar iets – misschien niet hoop, maar wel verlangen naar iets beters.
NieuwjaarsboutadeWie in dezen tijd nog gedichten schrijftEn zich richten wil tot een volk dat kijft,Tot een volk dat niets dan welvaart wilEn bewilliging van iedre modegril,Hij is meer dan rijp voor het gekkenhuisEn de gekken vinden hem ook niet pluis,En dus moet hij naar een ballingsoord,Waar papier en pennen zijn behekst,Waar de kale muur siert de bijbeltekst(Slechts) In den beginne was het Woord.
Het werk van Slauerhoff is doordrenkt van een diep cultuurpessimisme, dat bijna uit iedere regel lijkt te sijpelen. In veel van zijn gedichten, waaronder “Nieuwjaarsboutade”, neemt hij geen genoegen met de oppervlakkige verwachtingen van het nieuwe jaar. Hij richt zich niet op hoopvolle vooruitzichten of frisse beloften, maar eerder op de wrange waarheid van het menselijk bestaan. Zijn woorden ademen een melancholie die moeilijk te negeren is en een kritisch bewustzijn dat de illusies van vooruitgang of vernieuwing ondermijnt.
De laatste zin van Slauerhoff’s “Nieuwjaarsboutade”, “In den beginne was het Woord”, verwijst naar de openingszin van het Evangelie van Johannes in de Bijbel, waarin het goddelijke scheppingsprincipe centraal staat. Hier contrasteert Slauerhoff de verheven oorsprong van taal en betekenis met de leegte van moderne oppervlakkigheid en modegrillen. Het is een cynische reflectie op hoe woorden hun oorspronkelijke kracht en heiligheid lijken te hebben verloren in een wereld die slechts welvaart en trends nastreeft.
J.C. Bloem: eenvoud die je raakt
J.C. Bloem (1887-1966), daarentegen, kiest voor eenvoud in “Nieuwjaar”. Geen tierelantijnen, geen groots drama. Maar juist in die soberheid schuilt een bijzondere kracht. Zijn woorden raken je recht in het hart. Zijn “Nieuwjaar” is een schitterend voorbeeld van zijn kenmerkende melancholieke toon en gelatenheid. In deze strofen beschrijft hij niet alleen de kilte en troosteloosheid van een regenachtige nieuwjaarsdag, maar ook de innerlijke toestand van iemand die zich volledig heeft neergelegd bij de ontgoocheling van het leven.
Nieuwjaar
De nieuwjaarsklokken luiden door de radio.
Stortregen valt. De dag is onbeschrijflijk goor.
Men is alleen gelaten en aanvaardt het zo.
Men vraagt zich zelfs niet af: waarom is ‘t en waardoor?Tegen het leven is toch immers niets te doen;
de wereld heeft geen oorden meer om heen te gaan,
en ‘t hart wordt niet, gelijk de landen, jaarlijks groen:
er is geen vlucht uit een voorgoed mislukt bestaan.
Leonard Nolens: balanceren tussen oud en nieuw
En dan is er nog Leonard Nolens (1947). In “Nieuwjaarsbrief” verweeft Anton van Wilderode tederheid en nostalgie tot een poëtische ode aan tijd, liefde en gedeelde herinneringen. De herhaling van de openingszin, “Gelukkig nieuwjaar, Zoet, en dank je voor het oude”, creëert een intieme en bijna sacrale cadans. Het “oude” jaar wordt niet alleen als een afgesloten periode beschouwd, maar ook als een kostbaar geschenk, gevormd door gezamenlijke ervaringen. De kerstboom, een symbool van continuïteit en warmte, verbindt de natuur met het huiselijke, terwijl de geur ervan een bijna tastbare herinnering oproept aan het vergankelijke én het blijvende. Van Wilderode weet zo subtiel de overgang van tijd en liefde te verbeelden, waarbij verleden en heden samenvloeien in een hartelijke nieuwjaarswens.
Nieuwjaarsbrief
Gelukkig nieuwjaar, Zoet, en dank je voor het oude.
Mijn jaren duren lang en die van ons zijn kort.
Je kerstboom staat zijn groen nog in het rond te neuriën
Van de bossen ginder, allemaal zijn zij gekomen
Naar de Daenenstraat om ons hier toe te geuren.
Gelukkig nieuwjaar, Zoet, en dank je voor het oude.Die dag in maart dat jij mij langzaam overkwam
Is ook vandaag mijn zon. Het sneeuwt de kamer onder
Met herinneringen die wij worden, warm en koud
Zijn wij voortaan elkaars geheugen en vergetelheid.
Ook straks gaan wij gearmd en stil dit wit in daar.
Gelukkig nieuwjaar, Zoet, en dank je voor het oude.
Een traditie van betekenis
Wat al deze gedichten zo bijzonder maakt, is dat ze elk op hun eigen manier iets vertellen over deze tijd van het jaar. Of het nu gaat om persoonlijke reflectie, warmte tussen generaties of een kritische blik op de wereld – ze bieden allemaal een uniek perspectief. Misschien vind je jezelf terug in Gezelle’s bezinning, of raakt Slauerhoff’s scherpte een snaar. Misschien laat Bloem je de schoonheid zien van eenvoud, of opent Nolens je ogen voor de spanningen tussen oud en nieuw.
Nieuwjaarsgedichten zijn meer dan alleen woorden op papier. Ze zijn een spiegel, een gids, en soms een zachte troost. Ze herinneren ons eraan dat elke overgang – hoe klein of groot ook – een moment van betekenis is. En wie weet, misschien inspireert een van deze gedichten je wel om zelf iets te schrijven. Een klein vers, een wens, een gedachte – want uiteindelijk is poëzie de kunst om dat wat je voelt te vangen in woorden.
Nieuwjaarsgedichten uit de oude doos
Nieuwjaarsgedicht van een lantaarnopsteker (1851)
Vanaf de 17e eeuw werden straten verlicht door kaarslantaarns. Althans, eerst in de grote steden. Kaarslantaarns werden vanaf de late 18e eeuw geleidelijk vervangen door olielampen, maar in de 19e eeuw moesten ook deze het veld ruimen voor gasverlichting. Op een koude Nieuwjaarsdag in 1851 struinde een lantaarnopsteker door de straten van Nijmegen, een man met een poëtisch hart en een vleugje dramatiek. Zijn gedicht, dat hij de burgerij cadeau deed, klonk als een afscheid van een vervlogen tijd:
“Nu is de tijd verstreken
Van ons eeuwen-oud bestaan
En de zon van onzen luister
Zal in gas nu ondergaan.”1Toen de boevenklok werd geluid.. “Dragtster courant”. Drachten, 24-05-1938. Geraadpleegd op Delpher op 02-01-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMTRES03:000867041:mpeg21:p00006
Maar wat zou deze poète perdu hebben geschreven toen ook de gaslantaarns werden vervangen? Toen de elektrische straatlamp met zijn meedogenloze helderheid het warme, flikkerende licht van het gaslicht voorgoed verstikte? Vooruitgang laat zich niet stoppen; c’est inévitable. Of het nu gaslicht, elektriciteit of wat daarna komt is, het oude moet altijd wijken voor het nieuwe.
Nieuwjaarsgedicht of bedelarij? Het verhaal van Harm G. in 1892
Het is een koude januaridag in 1892. Harm G. uit Achterom – een voormalige buurtschap ten noordoosten van Hoogeveen – staat voor de rechter. Zijn misdaad? Hij zou hebben gebedeld bij het huis van rijksontvanger – net zoiets als nu de belastinginspecteur – Dirk Folkersma. Maar Harm heeft een andere versie van het verhaal: “Gebedeld? Nee hoor, ik heb een nieuwjaarsgedicht voorgedragen voor de juffrouw!”
En Harm gaat verder. Hij biedt zelfs aan het gedicht opnieuw op te zeggen, om te bewijzen dat hij geen bedelaar is, maar een dichter met een missie. De juffrouw, zegt hij, was zo gecharmeerd dat ze hem terugriep voor nóg een gedicht. “Als u wilt, heren, draag ik ze hier ook nog even voor!” voegt hij er enthousiast aan toe. Maar de president van de rechtbank maakt snel een einde aan Harm’s poëtische ambities: “Zwijgen nu!”
Het Openbaar Ministerie ziet het allemaal wat minder romantisch en eist drie dagen gevangenisstraf. Of Harm een arme dichter was of een slimme bedelaar, zullen we nooit precies weten. Maar één ding is zeker: zelfs in 1892 wist een goed voorgedragen nieuwjaarsgedicht de aandacht te trekken – al was het dan in de rechtbank!
Nieuwjaarsgedicht van een nachtwaker (1911)
Wat een schitterend stukje nostalgie uit 1911! Het gedicht, geschreven door nachtwaker W. Havesman uit Ellecom, ademt de sfeer van een dorp waar traditie, geloof en gemeenschapszin nog stevig verankerd waren. Maar zelfs toen werd het al als wat ouderwets beschouwd, een echo van vervlogen tijden waarin nieuwjaarsgedichten werden rondgedeeld met een oprechte wens voor voorspoed en harmonie.2Geschiedenis van de week.. “De Graafschap-bode : nieuws- en advertentieblad voor stad- en ambt-Doetinchem, Hummelo en Keppel, Wehl, Zeddam, ‘s Heerenberg, Ulft, Gendringen, Sillevolde, Terborg, Varsseveld, Dinxperlo, Aalten, Breedevoorde, Lichtenvoorde, Groenlo, Neede, Eibergen, Bor”. Doetinchem, 04-01-1911, p. 1. Geraadpleegd op Delpher op 02-01-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110596536:mpeg21:p001
Weer is het thans de blijde dag
Die ‘k wil met U herdenken
Dat ‘t weer moog zijn met gullen lach
Geen onheil moog U krenken.O, Achtbaar El’coms burgerschaar
U wensch ik weer veel heil en zegen
Dat God U allen weer bewaar’
U leiden wil op al uw wegen,Dat ge weer dit jaar zooals voorheen
Eendrachtiglijk moog’ samen wonen
En raakt er soms een van de been
Wil helpend, spoedig tot hem komen.Dat weer in gulden zomertijd
De gasten tot ons mogen stroomen
En dat wij zonder onderscheid
Hen dienen mogen, wars van schroom.En als dan ook de nacht weer daalt
U allen op uw bedden haalt,
Dan grijp ik weer mijn jas en stok
Mijn ratel voor u allen op.Dan loop ik weer al spiedend rond
En waak voor allen, stond bij stond.
De koude nijpt dan wel eens erg,
En dringt mij soms door been en merg.Maar ‘t is tot welzijn van U allen
Dat ik me dat laat welgevallen.
Kortom! Ik roep U blij te moe:
„Gezegend negentien-elf” weer toe!
Een nachtwaker was in de dagen van weleer degene die ’s nachts de straten bewaakte, vaak in dorpen en steden, toen politie nog niet overal aanwezig was. Hij hield een oogje in het zeil, waarschuwde bij brand of onraad en zorgde voor een gevoel van veiligheid. Zijn ratel, een houten instrument dat een luid ratelend geluid maakte, gebruikte hij om alarm te slaan of zichzelf kenbaar te maken tijdens zijn ronde. In sommige regio’s werd de nachtwaker ook wel klepperman genoemd. Die naam komt van het houten instrument – de ratel oftewel klepper – waarmee hij geluid maakte tijdens zijn rondes.
Beelden van de laatste klepperman in Gramsbergen uit 1927:
Van nieuwjaarsgedichten die verdwijnen tot tradities die vervagen (1922)
Vroeger was het vaste prik: vuilnismannen, slagers, kruideniers en zelfs de lantarenopsteker stonden rond Nieuwjaar op de stoep, vaak met een keurig geschreven nieuwjaarsgedicht in de hand. Het was meer dan een vriendelijke groet; het was een subtiele hint naar de traditionele fooi, die als een soort dankjewel voor hun diensten werd gezien. Chocoladeketels en korstjes maakten het feestje compleet.
Maar c’est la vie, de wereld draait door. Kaartjes over de post namen hun plaats in, en zelfs die verdwenen allengs door bezuiniging.
Rotterdam in 1928: muziek, dans en een vleugje poëzie
Een donderdagavond in januari 1928. De Tivoli-Schouwburg in Rotterdam gonst van de verwachting, want “Het Gezelschap-Pisuisse” staat op het programma. Het belooft een veelzijdige avond te worden, met een mix van samenzang, Spaanse en mimische dansen, en zelfs een kostuumduet getiteld “Zonnige Ouderdom” uit het jaar 1860. Maar het pièce de résistance? Een sprankelend Nieuwjaarsgedicht van niemand minder dan Clinge Doorenbos, dé man die met zijn pen en stem menig hart wist te raken.3LETTEREN EN KUNST. HOLLANDSCHE KUNST NAAR ITALIË. “De Maasbode”. Rotterdam, 10-01-1928. Geraadpleegd op Delpher op 02-01-2025, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=MMKB04:000196657:mpeg21:p009
Clinge Doorenbos (1884-1978), een alleskunner pur sang, was al lang geen onbekende meer in de Nederlandse theaterwereld. Zijn naam stond synoniem voor spitsvondigheid, humor en een tijdloze charme. Hij wist met zijn gedichten zowel het alledaagse leven als grote maatschappelijke thema’s te vangen, altijd met een knipoog. Geen wonder dat zijn Nieuwjaarsgedicht deel mocht uitmaken van deze bijzondere avond.
Reacties en ervaringen
Hieronder kun je reageren op dit artikel. Wij stellen reacties zeer op prijs. Reacties worden niet automatisch (direct) gepubliceerd. Dit gebeurt nadat ze door de redactie gelezen zijn. Dit om ‘spam’ of anderszins ongewenste c.q. ongepaste reacties eruit te filteren. Daar kunnen soms enige uren overheen gaan.