Last Updated on 10 mei 2025 by M.G. Sulman
Ziekte raakt ons dieper dan het lichaam alleen. Ze snijdt door in wie we zijn, in wat we geloven, hopen en vrezen. Voor de gelovige stelt ziekte niet alleen medische vragen, maar ook geestelijke: Waarom? Waar is God? Mag ik genezing verwachten? Wat als die uitblijft? In de Bijbel komt ziekte dan ook niet naar voren als louter pech of puur biologisch ongeluk, maar als onderdeel van een gebroken wereld die zucht — en tegelijk als plek waar God Zijn genade openbaart, juist in zwakheid. Deze reeks hoofdstukken onderzoekt ziekte niet als medisch probleem, maar als geestelijk proces. Theologisch doordacht en pastoraal bewogen. Geen snelle antwoorden of vrome dooddoeners, maar eerlijke reflectie op lijden, troost, schuld, genezing, beproeving en uiteindelijk: sterven. Niet om het donker te vergroten, maar om het Licht beter te zien — dat Licht dat schijnt in de duisternis, en door geen duisternis te overmeesteren is (Joh. 1:5).

Inhoud
- 1 Ziek zijn: Meer dan lichamelijk lijden
- 2 Komt ziekte van God? Bijbelse spanning en wijsheid
- 3 Gebed om genezing: Mag ik wonderen verwachten?
- 4 Ziekte als geestelijke beproeving
- 5 Troost uit de Schrift: wat helpt écht?
- 6 Omgaan met schuldgevoel, twijfel en boosheid
- 7 Leven met chronische ziekte: een ander ritme, dezelfde genade
- 8 Hoe anderen kunnen helpen (en wat vaak niet helpt)
- 9 Sterven is geen nederlaag
- 10 Ziekte en geloof: een weg van genade, geen gemakkelijke route
- 11 Reacties en ervaringen
Ziek zijn: Meer dan lichamelijk lijden
Wat bedoelen we als we zeggen: “Ik ben ziek”?
De moderne mens denkt bij ziekte al snel aan virussen, ontstekingen, gebroken cellen of genetische fouten. En dat is begrijpelijk. Medisch gezien is ziekte vaak een meetbaar, biologisch fenomeen. Maar wie ooit langdurig ziek was — of iemand intensief heeft verzorgd — weet: ziekte is méér dan een lichamelijk defect. Het treft niet alleen het lijf, maar ook de ziel. Je toekomstbeeld verandert. Je identiteit wankelt. Het leven krimpt in, raakt verkruimeld. De Bijbel erkent deze diepte. In Psalm 6 roept David: “Mijn ziel is geheel verschrikt; en Gij, HEERE! hoe lang?” (vs. 4, SV). Niet alleen zijn lichaam lijdt, zijn hele innerlijk siddert. Ziekte is in de Bijbelse visie dan ook nooit slechts een ‘medische toestand’, maar een geestelijke realiteit. Een plaats waar God spreekt — of lijkt te zwijgen.
De mens als eenheid: geen dualisme, maar samenhang
Anders dan de Griekse filosofen met hun lichaam-geest-dualisme, presenteert de Bijbel de mens als een eenheid. De Hebreeuwse visie — doordrenkt van termen als nephesh (ziel/leven) en leb (hart, innerlijk) — maakt geen strikte scheiding tussen geestelijk en lichamelijk welzijn. Wie ziek is, voelt zich als geheel aangetast. En wie zich geestelijk gebroken weet, ervaart dat vaak ook lichamelijk. Denk aan Psalm 32, waar David na zijn zonde geen rust meer kent: “Mijn beenderen werden oud” (vs. 3). Dat is geen poëtische overdrijving, maar existentieel taalgebruik. Het lichaam spreekt de ziel uit. Of is het andersom? De Bijbel zegt: beide.
Ziekte is meer dan pech — het raakt aan onze val en broosheid
In het licht van de Schrift is ziekte geen toevalstreffer in een verder gaaf universum. Het is een vrucht van de zondeval. Niet altijd als direct gevolg van persoonlijke zonde (zoals sommige vrienden van Job onterecht veronderstelden), maar als uitwas van de gebrokenheid die over de schepping is gekomen sinds Genesis 3. Paulus spreekt over “de gehele schepping, die gezamenlijk zucht” (Rom. 8:22). Ziekte hoort bij die zucht. Het is geen vreemde indringer, maar een tragische huisgenoot in het post-paradijselijke leven. Dat inzicht maakt ons nederig — en wakker. Want als ziekte structureel is, hoort ze thuis in ons theologisch vocabulaire. Ze vraagt om meer dan pillen; ze vraagt om bezinning.

De tastbare schaduw van de dood
Er zit iets ongenadigs in ziekte. Zelfs een simpele griep legt ons stil en herinnert ons eraan dat we sterfelijk zijn. Ziekte maakt ons kwetsbaar. Dat is theologisch gezien niet onbelangrijk: het confronteert ons met onze eindigheid. Prediker zegt: “Denk aan uw Schepper in de dagen uwer jongheid, […] vóórdat het stof wederkeert tot de aarde als het geweest is, en de geest wederkeert tot God, Die hem gegeven heeft” (Pred. 12:1,7). Een verkoudheid is geen eschatologisch signaal — maar voor wie wil luisteren, zit er wel een fluistering van sterfelijkheid in. En daarmee een stille vermaning: memento mori.
Geen romantisering, wel eerbied
Laten we eerlijk zijn: ziek zijn is niet verheffend. Het is niet ‘mooi’, het is geen heroïsche tocht vol lessen. Het is vaak doodgewoon ellendig. En toch… toch spreekt de Bijbel met eerbied over mensen in lijden. Niet als gebrekkigen, maar als geliefden. De zieke is niet per definitie iemand met te weinig geloof, maar vaak iemand die het meest ontvankelijk is voor genade. Zoals Paulus, die met een doorn in het vlees leert dat Gods kracht “in zwakheid volbracht wordt” (2 Kor. 12:9). Het lijden wordt niet verheerlijkt, maar evenmin genegeerd. Het wordt binnengebracht in de tegenwoordigheid van God — en daar krijgt het gewicht. En soms, een sprankje glorie.
Komt ziekte van God? Bijbelse spanning en wijsheid
Niet alles wat wringt, is eenvoudig te verklaren
Wanneer ziekte ons treft, komt vroeg of laat de vraag omhoog: waarom? Of, scherper nog: komt dit van God? Het is een vraag met rouwranden. Want als God almachtig is — en goed — waarom laat Hij dan ziekte toe? En erger nog: zendt Hij het soms zelf? De Bijbel draait niet om die vragen heen. Hij stelt ze. En Hij geeft geen eenduidig, hapklaar antwoord. De werkelijkheid is complex, en de Schrift is daarin opvallend eerlijk. Soms lijkt God zelf ziekte te sturen (denk aan Exodus 4:11: “Wie maakt de mens stom, of doof, of ziende, of blind? Ben Ik het niet, de HEERE?”). Soms lijkt Hij juist afwezig. En soms doet Hij precies het tegenovergestelde: Hij geneest.
Ziekte als oordeel? Ja. Soms. Maar zelden zo simpel.
Er zijn momenten waarop de Schrift ziekte nadrukkelijk verbindt aan oordeel. Denk aan de melaatsheid van Gehazi (2 Koningen 5:27), de dodelijke afloop voor Ananias en Saffira (Hand. 5), of het feit dat sommige gemeenteleden in Korinthe ziek en gestorven zijn door het onwaardig gebruiken van het avondmaal (1 Kor. 11:30). Maar dit zijn géén blauwdrukken. De Bijbel is geen medisch strafboek. Wie ziekte automatisch koppelt aan zonde, doet hetzelfde als Jobs vrienden – en wordt door God aan het einde van het boek streng terechtgewezen (Job 42:7). Er is ruimte voor oordeel, zeker. Maar ook voor raadsel. Voor wat de Duitse theoloog Bonhoeffer noemde: das Geheimnis Gottes, het geheimenis van God.
De doorn in het vlees: een troostrijke tegenstem
In het Nieuwe Testament vinden we een opvallende verschuiving. Niet weg van Gods soevereiniteit, maar wél naar een rijker kader. Paulus schrijft in 2 Korintiërs 12 over zijn “doorn in het vlees”, een lijden dat hem diep kwelde. Hij bad drie keer om genezing. Tevergeefs — althans, qua uitkomst. Maar God antwoordt: “Mijn genade is u genoeg.” Dit is geen botte afwijzing, het is een goddelijk alternatief: in zwakte wordt Gods kracht zichtbaar. Hierin ligt een diepe wijsheid verscholen. God heeft niet altijd de genezing op het oog, maar wél de heiliging. Niet per se herstel van het lichaam, maar vernieuwing van het hart. Een vreemde, maar troostvolle uitkomst.
Gods almacht én menselijke verantwoordelijkheid
Wie ziek wordt, wil soms een oorzaak aanwijzen. En inderdaad: leefstijl, erfelijkheid, gifstoffen, stress – ze spelen allemaal een rol. De Bijbel ontkent dat niet. Denk aan Spreuken, waar luiheid en overdaad worden afgekeurd; of aan Mozes’ wetgeving, waarin hygiëne en quarantaine worden genoemd (Lev. 13). Maar deze praktische oorzaken sluiten Gods bestuur niet uit. Providentie betekent immers dat God alles regeert — ook het onverklaarbare. In Exodus 15:26 belooft de HEERE dat Hij Israëls Heelmeester zal zijn. Niet als een passieve toekijker, maar als actieve Behouder — en dat betekent soms ook: een God die toelaat, ja zelfs inzet, wat ons raakt.
Een God die lijdt mét ons
Wat dit alles draaglijk maakt, is niet een sluitende theologische verklaring — die bestaat wellicht niet in dit leven — maar een Persoon. In Jezus Christus zien we geen God die boven het lijden zweeft, maar Eén die erdoorheen gaat. Hij huilt bij het graf van Lazarus. Hij zweet bloedt in Gethsémané. Hij sterft onder de vloek. En daarmee wordt het kruis het scherpste antwoord op de vraag naar Gods betrokkenheid bij ons lijden. Niet in theorie, maar in vlees en bloed. Ofschoon ziekte ons dan soms overweldigt, mogen we zeggen met Jesaja: “Voorwaar, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen” (Jes. 53:4). Geen afstand, maar nabijheid. Geen analyse, maar aanwezigheid.
Gebed om genezing: Mag ik wonderen verwachten?
Geloof is geen garantiebewijs
Wanneer iemand ziek is, wordt er vaak gebeden. Soms vurig, soms wanhopig. “HEERE, wilt U genezen?” De vraag is oprecht. Maar achter die vraag schuilt soms een verborgen overtuiging: als ik maar genoeg geloof heb, zal God ingrijpen. En als Hij het niet doet? Dan was mijn geloof misschien niet groot genoeg. Het is een gedachte die diep snijdt — en theologisch niet klopt. De Bijbel leert dat God geneest, ja. Maar Hij is geen automaat die reageert op voldoende geestelijke input. In Johannes 5 geneest Jezus een verlamde man bij het badwater van Bethesda — één man, uit een hele menigte. Waarom hij wél, de rest niet? Het wordt niet uitgelegd. God is soeverein. Dat is een waarheid die troost biedt én botst.

Genezing is Bijbels – maar nooit vanzelfsprekend
Het Nieuwe Testament staat vol genezingsverhalen. Jezus’ bediening wordt gekenmerkt door wonderen: blinden gaan zien, doven horen, doden staan op. En ook na Pinksteren zien we dat de apostelen genezingen verrichten in Jezus’ Naam (Hand. 3:6). De genezing van de kreupele bij de Schone Poort is krachtig én illustratief: Petrus zegt niet “heb geloof en je zult beter worden,” maar: “In de Naam van Jezus Christus de Nazaréner, sta op en wandel.” Niet het geloof van de man, maar het gezag van Christus ligt aan de basis. Dat verandert hoe we bidden. We vragen om genezing — maar met open handen, niet met dwingende ogen. De Naam is geen toverspreuk.
Wat als genezing uitblijft?
Dit is de pijnlijke werkelijkheid: soms verandert er niets. Geen verbetering, geen verlichting, geen duidelijk antwoord. Wat dan? De Schrift is hier realistisch. Timotheüs, een nauwe medewerker van Paulus, had “menigvuldige krankheden” (1 Tim. 5:23), en Paulus raadt hem geen genezingsdienst aan, maar een beetje wijn voor zijn maag. Ook Trophimus liet Paulus ziek achter in Milete (2 Tim. 4:20). Dat zijn geen uitzonderingen, dat is gewoon hoe het soms gaat. Niet iedereen werd genezen — ook toen niet. En toch werd Gods trouw niet betwijfeld. Soms is niet-genezing een roep om volharding. Zoals Jezus zei tegen de Syro-Fenicische vrouw: “Groot is uw geloof” — niet omdat haar dochter ogenblikkelijk genas, maar omdat zij bleef aandringen. Vertrouwen zonder belofte.
Bidden is niet alleen vragen, maar schuilen
In de Psalmen is bidden vaak geen verzoek om directe verandering, maar een zoeken van Gods aangezicht. Denk aan Psalm 27: “Eén ding heb ik van de HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik wonen mag in het huis des HEEREN al de dagen mijns levens.” Ziekte is niet alleen een aanleiding om te vragen, maar ook om te zoeken. Niet alleen om te krijgen, maar om te kennen. Dat verandert de dynamiek van gebed. Het gaat niet altijd om genezing, maar om nabijheid. En dat is een winst die niet altijd zichtbaar is voor mensenogen — maar des te meer voor het hart.
Hoopvol, zelfs als het niet goedkomt
Het christelijk geloof is geen optimisme. Het is geen “alles komt goed” met een smiley. Het is een vertrouwen dat zelfs als het níet goedkomt, God goed blijft. Dat is geen slap cliché, dat is het hart van het kruis. Jezus werd niet gered van het lijden — Hij ging erdoorheen. En Zijn opstanding is de garantie dat ziekte, dood en pijn niet het laatste woord hebben. Zoals 2 Korinthiërs 4 zegt: “Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige van dag tot dag vernieuwd.” Dat is perspectief. Geen feel good, maar real hope.
Ziekte als geestelijke beproeving
Meer dan een test – het hart wordt blootgelegd
Ziekte is niet alleen een aanval op het lichaam. Ze legt ook het hart bloot. Angst, boosheid, afhankelijkheid, schuldgevoel — plotseling komt alles dichterbij. En dan is de vraag: Wat blijft er over van mijn geloof als mijn kracht verdwijnt? Ziekte fungeert in de Schrift vaak als een geestelijke spiegel. In Jesaja 38 zien we Hizkia, ziek tot de dood, bidden met tranen over zijn wang. Zijn woorden zijn veelzeggend: “Wat zal ik spreken? Hij heeft het mij toegezegd, en Hij heeft het ook gedaan; ik zal al mijn jaren in bitterheid van mijn ziel wandelen.” (Jes. 38:15) Dat is geen oppervlakkige klacht. Het is existentiële worsteling. Ziekte is dan geen lesje, maar een arena.
De stilte van God: een verborgen beproeving
Soms is het niet de pijn die het zwaarst drukt, maar de stilte. De hemel lijkt van koper. De Psalmen zijn doordrenkt van dit thema: “Waarom verbergt Gij Uw aangezicht in tijd van benauwdheid?” (Ps. 10:1). Juist in ziekte kan het lijken alsof God zich terugtrekt. Niet omdat Hij er niet is, maar omdat Hij zich niet laat voelen. En dat maakt de beproeving dieper. Het is het verschil tussen een wond en een wonde die ook nog geen antwoord krijgt. Dit vraagt een geloof dat zich niet vastklampt aan emoties, maar aan beloften. Een geloof dat, zoals Job, durft te zeggen: “Zie, Hij zal mij doden, ik zal niet hopen; nochtans zal ik mijn wegen voor Zijn aangezicht verdedigen.” (Job 13:15)
Karaktervorming in de krochten van het lijden
Beproeving is niet hetzelfde als straf. Het Griekse woord voor beproeving (dokimion) suggereert zuivering: zoals goud wordt gelouterd door vuur. Jakobus schrijft: “Acht het voor grote vreugde, mijn broeders, wanneer gij in vele verzoekingen valt; wetende dat de beproeving uws geloofs lijdzaamheid werkt.” (Jak. 1:2–3) Vreugde? Niet omdat pijn prettig is — dat zou grotesk zijn — maar omdat het iets teweegbrengt. Lijdzaamheid, volharding, een dieper kennen van God. Soms leren we onder dekens van ziekte lessen die geen preek ons ooit had kunnen bijbrengen. Krankheit als Lehrmeister, zoals Luther misschien zou zeggen.
Geloof zonder franje
Wanneer alles wordt afgepeld — werk, sociale contacten, zelfs fysieke mobiliteit — blijft alleen de kern over: wie ben ik voor God als ik niets meer kan? Dat is de plaats waar genade zich toont zoals nergens anders. Niet als extraatje voor wie hard werkt, maar als fundament voor wie niets meer kan. In die zin is ziekte een spirituele naaktheid. Het geloof wordt uitgekleed. Geen decor, geen prestaties. Alleen een lege hand — en de belofte dat die hand niet tevergeefs uitgestrekt is. Zoals Paulus schreef: “Daarom zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij wone.” (2 Kor. 12:9)
Geen heiligenstatus, wel een heilige plek
We moeten oppassen om van zieke mensen halve martelaren of onbereikbare geloofshelden te maken. Lijden maakt je niet automatisch dieper of wijzer. Het kan ook verbitteren. Maar in Bijbels perspectief is ziekte wél een plek van heiliging. Een plek waar de Heilige zich soms laat kennen in het fluisteren, in het volharden, in het wenen. Geen zaligsprekingen zonder pijn, maar wel: “Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden.” (Matt. 5:4) Geen snel antwoord, maar een diepe belofte.
Troost uit de Schrift: wat helpt écht?
Geen goedkope teksten, wel kostbare woorden
In tijden van ziekte hoor je ze vaak: goedbedoelde Bijbelteksten, snel gequote, los uit hun context geplukt. “God heeft met alles een bedoeling.” “Alles werkt mee ten goede.” “Je moet het loslaten.” Misschien waar — ergens, op een dag — maar op het moment zelf vaak als zand in je ogen. De Bijbel is niet bedoeld als verzameling spirituele pleisters. Troost is geen formule. Echte troost komt niet uit losse versjes, maar uit een levende stem. De stem van de Goede Herder die zegt: “Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld” (Matt. 28:20). Niet: “Ik zal het uitleggen.” Wel: “Ik ben erbij.”
Troost is geen antwoord, maar aanwezigheid
In Psalm 23 ligt de sleutel niet in de afwezigheid van het dal, maar in de aanwezigheid van de Herder. “Al ging ik ook door een dal van diepe duisternis, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij.” (vs. 4) Geen wegomleiding, geen uitstel. Maar nabijheid, in de duisternis zélf. Dat is troost: niet dat het lijden wegvalt, maar dat je er niet alleen doorheen hoeft. En dat maakt alle verschil. De Bijbel erkent die pijn — met rauwe eerlijkheid — maar geeft ook iets stevigs in handen. Geen theorie, maar een Persoon.

Zuchten, smeken en zingen: de Psalmen als medereiziger
De Psalmen zijn geen succesverhalen. Het zijn liederen van mensen die kapotgaan, twijfelen, klagen, hopen, en soms ook juichen. Ze zijn eerlijke reisgenoten voor wie ziek is. Psalm 42 zegt: “Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij?” Het is de stem van iemand die het even niet weet. En dat mág. De Schrift keurt dat niet af — ze zingt het mee. Wie de Psalmen leest, vindt geen troost in glimmende leuzen, maar in gedeeld mens-zijn. Patiëntia cordis — de lijdzaamheid van het hart — wordt geboren in de omgang met God, door woord én tegenwoordigheid.
Christus als hoogste trooster
Jesaja noemt Jezus de “Man van smarten, en verzocht in krankheid” (Jes. 53:3). Geen verheven figuur boven het lijden, maar één die erdoorheen is gegaan. En dat maakt Hem gekwalificeerd om te troosten. Niet op afstand, maar van binnenuit. De schrijver van Hebreeën zegt het zo: “Want wij hebben geen Hogepriester, Die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen is verzocht gelijk als wij, doch zonder zonde.” (Hebr. 4:15) Troost is dus geen idee. Troost is een Iemand. Eén met littekens.
Woorden die blijven staan als alles wankelt
Soms is één zin genoeg. Niet als toverspreuk, maar als anker. Zoals Romeinen 8:38–39: “Want ik ben verzekerd dat geen dood, noch leven, […] ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus.” Of Psalm 73: “Al bezwijkt mijn vlees en mijn hart — nochtans is God de Rotssteen mijns harten.” Zulke teksten moeten niet snel gelezen worden, maar langzaam herkauwd. Als brood voor de ziel. Niet alles verandert, maar je blik wel. En dát kan genoeg zijn om verder te kunnen, dag na dag.
Omgaan met schuldgevoel, twijfel en boosheid
Ziekte maakt je niet automatisch vroom
Ziek zijn doet iets met je. Niet alleen met je lichaam, maar ook met je binnenwereld. Je raakt uit balans. Waar vroeger routine zat, komt chaos. Waar vrede was, ontstaat twijfel. En dan, vaak in stilte, steekt het zijn kop op: schuldgevoel. Ben ik ziek omdat ik iets verkeerd heb gedaan? Heeft God me dit gegeven? Had ik beter moeten bidden? Ziekte kan oude vragen wakker maken. En oude wonden openhalen. Toch leert de Bijbel nergens dat elke ziekte het gevolg is van specifieke zonden. Jezus weerlegt dit expliciet in Johannes 9, als Zijn leerlingen vragen of de blindheid van een man komt door zijn eigen zonde of die van zijn ouders. Christus antwoordt: “Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden.” (vs. 3) Schuldgevoelens kunnen diep zitten — maar ze zijn niet altijd terecht.
Twijfel is geen zonde – het kan zelfs een gebedsvorm zijn
Ziekte maakt kwetsbaar. En wie kwetsbaar is, stelt vragen. Waarom helpt God niet? Waarom voelt Hij zo ver weg? De Bijbel toont ons mensen die precies dát meemaken. Job, bijvoorbeeld. Hij vloekt niet op God, maar hij schreeuwt het wél uit. “Waarom geeft Gij den vermoeide het licht?” (Job 3:23) Zelfs Johannes de Doper — nochtans de grootste onder de profeten — stuurt een boodschap vanuit de gevangenis: “Zijt Gij Degene Die komen zou, of verwachten wij een anderen?” (Matt. 11:3) Twijfel is geen spirituele mislukking. Het is het wiebelen van geloof op glad ijs. Maar wie dan nog roept, bewijst dat het geloof leeft.
Boos op God? Je bent niet de eerste
Boosheid. Het klinkt onchristelijk. Maar wie durft eerlijk te zijn, weet: soms komt die boosheid als een vloedgolf. Op het lichaam dat faalt. Op het leven dat stilvalt. Op God, Die lijkt te zwijgen. De Psalmen maken daar ruimte voor. Psalm 13 begint met een aanklacht: “Hoelang, HEERE, zult Gij mij steeds vergeten?” Dat is rauw. Maar het mag. De Bijbel censureert zulke woorden niet. Ze worden zelfs geïnspireerd genoemd. Boosheid wordt in de Schrift niet altijd beantwoord, maar wél opgevangen. Dat is genade: dat je met je woede bij God terechtkunt, zonder dat Hij je verstoot. Dat Hij blijft, zelfs als jij afhaakt.
Van worsteling naar overgave: geen quick fix
Er is geen snelle weg uit deze gevoelens. Geen stappenplan dat je binnen een week weer ‘op de been’ helpt — geestelijk gezien. Maar er ís wel een weg. En die weg heet: overgave. Niet in de zin van “ik geef het op”, maar: “ik geef het over”. Aan Hem. Dat klinkt eenvoudig. Is het niet. Het is een dagelijks sterven aan controle, en een opstaan in vertrouwen. Zoals Jezus in de hof bad: “Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede.” (Luk. 22:42) Hij bad het in doodsangst. Zijn zweet werd als bloed. Overgave is niet zonder strijd. Maar het eindigt in vrede.
Geen strafbank, maar een plaats van ontmoeting
Wie worstelt met schuld, twijfel of boosheid hoeft zich niet te schamen. Dat zijn geen tekenen van ongeloof, maar van mens-zijn. De zieke is geen geestelijke mislukkeling. Integendeel: vaak zijn het juist degenen die door de diepste dalen gingen, die Gods genade het meest tastbaar leerden kennen. Niet op de bergtop, maar in de schaduw. De plek van ziekte is geen strafbank — het is een verborgen plaats van ontmoeting. Met jezelf. En met God.
Wie ziek is, voelt zich soms alsof hij in een woestijn is beland. Bekenden trekken zich terug, de dagen zijn lang en stil, God lijkt soms ver weg. En dan klinkt Hosea 2:14 als een onverwachte belofte: “Daarom, zie, Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en Ik zal naar haar hart spreken.” Die woorden zijn oorspronkelijk gericht aan Israël, een volk dat God ontrouw was geworden. En toch zegt de HEERE: Ik leid haar weg uit alles wat haar afleidt — naar de woestijn — juist om haar daar opnieuw te ontmoeten.
Dat verandert hoe je naar ziekte kunt kijken. Misschien is het geen straf, geen toeval, geen zinloos lijden — maar een plaats waar God Zijn nabijheid verdiept. Niet met antwoorden, maar met aanwezigheid. Niet met verklaringen, maar met trouw. Niet ver weg, maar juist dáár — in die stille, kale, eerlijke ruimte — spreekt Hij tot je hart.
Leven met chronische ziekte: een ander ritme, dezelfde genade
Wanneer ‘beter worden’ geen optie meer is
Sommige ziektes gaan voorbij. Andere blijven. En daarmee verandert alles. Niet tijdelijk, maar structureel. De hoop op herstel maakt plaats voor acceptatie — of tenminste, een poging daartoe. Leven met een chronische ziekte betekent leven met beperkingen, met onzekerheid, met een lichaam dat niet meer meewerkt zoals vroeger. Dat vergt aanpassing. Maar nog meer: dat vraagt geloof. Geen triomfantelijk, luid geloof, maar dat stille soort — het geloof dat blijft schuilen, ook als het niet meer stormt maar wel altijd regent. Dat is geen zwakke vorm van geloven. Het is het geloof dat niet wegloopt.
Ritmes herzien, prioriteiten herordenen
Chronische ziekte dwingt tot traagheid in een wereld die snelheid adoreert. Tot grenzen stellen, waar anderen maar doorgaan. Dat kan pijnlijk isoleren. Vrienden begrijpen het niet altijd. Kerkelijke betrokkenheid wordt moeilijker. Werk, ambities, zelfs roeping lijken te vervagen. En toch: misschien is dat nieuwe ritme niet de ondergang van je leven, maar de hervorming ervan. Zoals Augustinus schreef: Noli foras ire, in te redi: in interiore homine habitat veritas. (“Ga niet naar buiten, keer terug in jezelf: in de innerlijke mens woont de waarheid.”) Soms gebeurt het belangrijkste niet aan de oppervlakte, maar in de diepte — daar waar God werkt in stilte.

Dagelijks manna, geen maandvoorraad
Wie leeft met langdurige ziekte, leert vaak één ding: plannen kan niet meer zoals vroeger. Je leeft van dag tot dag. Soms van uur tot uur. En precies dáárin raakt het Bijbelse beeld van het manna een snaar. Israël kreeg geen voorraad voor een week. Elke ochtend moest men erop uit. En wat overbleef, bedierf. (Ex. 16:19–20) Zo geeft God ook vandaag precies genoeg genade voor vandaag. Niet voor morgen, niet voor volgende maand, maar voor nu. Het is een afhankelijk leven — maar geen armzalig leven. Zoals Klaagliederen 3:23 het zegt: “Zijn barmhartigheden zijn elke morgen nieuw.”
Geloof zonder prestaties
Voor wie gezond is, zit geloven vaak verpakt in doen: vrijwilligerswerk, Bijbelstudies leiden, zingen in de kerk, zorgen voor anderen. Je laat je geloof zien door actief te zijn. Maar wat gebeurt er als dat allemaal wegvalt? Als je lichaam niet meer meewerkt, je energie op is, en je dagen worden gevuld met wachten, rusten en simpelweg volhouden? Is je geloof dan ineens minder waard? Helemaal niet. In de stilte van het ziekbed ontstaat een ander soort geloof — niet minder diep, maar vaak dieper.
Het is geloof dat geen taken kan afvinken, geen mensen kan helpen, geen grote woorden kan spreken. Alleen blijven liggen, blijven hopen, blijven vasthouden aan wat je ooit hebt geloofd. Dat is geen passieve toestand. Dat is een dagelijkse keuze. Het is kracht — maar in een stille, ingehouden vorm. Zoals die vrouw uit Markus 5, die twaalf jaar had geleden. Ze had niets meer over: geen geld, geen invloed, geen stem in het gesprek. Maar ze raakte Jezus’ kleed aan. Geen woorden, geen pleidooi. Alleen die aanraking. En dat was genoeg voor Hem. Dát is geloof zonder prestaties — en het raakt Gods hart.
Gemeenschap ondanks beperking
Chronische ziekte kan je wereld klein maken. Kerkbezoek lukt soms weken of maanden niet. Groepsavonden, vrijwilligerswerk, spontane ontmoetingen — ze verdwijnen uit je agenda. En dan sluipt de gedachte binnen: Doe ik er nog toe? Maar geestelijke gemeenschap is niet beperkt tot de kerkzaal of de koffietafel. Ze is dieper. Paulus schreef zijn meest pastorale brieven vanuit een cel — afgesneden van alles, en toch verbonden met velen.
Zieke gelovigen kunnen op hun eigen, stille manier een spil zijn in het lichaam van Christus. Door gebed, een bemoedigend appje, een enkel zinnetje dat blijft hangen. Door hun wijsheid, hun doorleefde geloof. De term huiskamerheiligen (trouwe bidders op de achtergrond) mag ouderwets klinken, maar is treffend: geen luidsprekers, geen podium, maar aanwezigheid — verborgen, trouw, dragend. Als de nieren in een lichaam: onzichtbaar, maar onmisbaar. Zo werkt de Geest ook door hen die niet meer kunnen lopen, maar wél kunnen liefhebben.
Genade is geen seizoen, maar een fundament
Uiteindelijk verandert alles. Maar niet Gods trouw. “Tot uw ouderdom toe ben Ik Dezelfde, en tot uw grijsheid toe zal Ik u dragen.” (Jes. 46:4) Niet tijdelijk, maar blijvend. Genade is niet iets voor ‘goede tijden’, maar juist voor de gebroken stukken van het leven. Chronisch ziek zijn is geen onderbreking van het echte leven. Het is het leven, in een andere vorm. En de God die belooft dat Zijn kracht in zwakheid wordt volbracht (2 Kor. 12:9), laat dat ook zien. Niet altijd zichtbaar, niet altijd voelbaar — maar wél echt. Dag na dag.
Hoe anderen kunnen helpen (en wat vaak niet helpt)
Goed bedoeld is niet altijd goed gedaan
Ziekte roept iets op bij anderen. Meestal medelijden, soms ongemak, af en toe zelfs afstand. Maar bovenal: de drang om te helpen. En dat is op zich mooi. De liefde van Christus dringt ons immers om om te zien naar elkaar (2 Kor. 5:14). Alleen: niet elke vorm van hulp is werkelijk behulpzaam. Een goedbedoelde opmerking kan hard binnenkomen. Een verkeerd getimede bijbeltekst kan voelen als een klap in plaats van een kus. Daarom is wijsheid nodig — en invoelingsvermogen. Niet om alles perfect te doen, maar om er echt te zijn. Want vaak is dat al genoeg.
Zeg minder, luister meer
Wanneer iemand ziek is, voel je vaak de neiging iets te zeggen. Iets bemoedigends, iets troostends. Maar soms is zwijgen wijzer. Job’s vrienden deden het nog goed — de eerste zeven dagen dan. “En zij zaten bij hem op de aarde zeven dagen en zeven nachten, en niemand sprak iets tot hem; want zij zagen dat zijn smart zeer groot was.” (Job 2:13) Dat is pastoraal goud. Echte aanwezigheid vraagt geen woorden. De afwezigheid van oordeel, het simpelweg delen van het verdriet — dát is troost. Dus: geen adviezen, geen snelle theologische verklaringen. Luister. Hoor wat níet gezegd wordt.
Vermijd clichés en geestelijke dooddoeners
- “Alles gebeurt met een reden.”
- “Je moet het loslaten.”
- “God geeft geen zwaardere last dan je dragen kunt.”
Zulke uitspraken worden vaak te snel uit de kast gehaald. Maar ze kunnen wringen. Omdat ze suggereren dat er een simpele uitleg is voor iets wat onpeilbaar complex is. En, erger nog: ze leggen de verantwoordelijkheid bij de zieke. Want wat als je het niet kúnt loslaten? Of als je het gevoel hebt dat de last wél te zwaar is? In plaats van zulke frasen is het vaak beter om gewoon te zeggen: ik weet niet wat ik moet zeggen. Maar ik ben er wel. Dat is kwetsbaar. En juist daarin schuilt kracht.
Praktische hulp, geestelijke nabijheid
Hulp hoeft niet groots te zijn. Integendeel. Kleine dingen maken verschil: een maaltijd brengen, de was doen, een kaartje sturen, mee naar het ziekenhuis rijden. Juist zulke banale barmhartigheid (om met Henri Nouwen te spreken) is vaak meer waard dan uren praten. En: bied concrete dingen aan. “Laat maar weten als ik iets kan doen” is vriendelijk, maar vrijblijvend. “Ik kook vrijdag voor jullie” is concreet — en daarmee werkbaar. Vergeet ook het geestelijke niet. Een eenvoudig gebed via WhatsApp. Een psalmtekst. Geen preek, maar aanwezigheid in woord en daad.
Respecteer grenzen, ook geestelijke
Wie ziek is, heeft niet altijd energie voor gesprekken, bezoek of gebed. Ook geloofsbeleving kan veranderen. Waar eerder vurigheid was, is nu soms stilte. Dat is geen achteruitgang — het is soms een noodzakelijke verschuiving. Respecteer die ruimte. Vraag niet te veel. Wees geen geestelijk controleur. Vertrouw erop dat God ook werkt in de schaduw. Zoals Jesaja het zegt: “Want de HEERE is een God van oordeel; welgelukzalig zijn allen die Hem verwachten.” (Jes. 30:18)
Ziekte is geen project
Tot slot: zie de zieke niet als een probleem om op te lossen, of als een ‘project’ waar jij een mooie rol in kunt spelen. Dat maakt de ander klein — en jezelf groot. Waar liefde woont, wil de ander niet ‘betere gesprekken’, maar echte nabijheid. Niet dat je het oplost, maar dat je blijft. Niet dat je antwoorden hebt, maar dat je meehuilt. Zoals Jezus bij het graf van Lazarus: Hij preekte niet, Hij weende (Joh. 11:35). En precies dáár begint echte troost.
Sterven is geen nederlaag
De dood: onvermijdelijk én overwonnen
Voor wie ziek is — zeker chronisch of terminaal — ligt de dood soms op gehoorsafstand. En laten we eerlijk zijn: dat is beangstigend. Want de dood is niet ‘natuurlijk’, hoe vaak men dat ook zegt. De Bijbel noemt de dood een vijand (1 Kor. 15:26). Geen vriend, geen rustmoment, maar een indringer in een wereld die goed geschapen was. Tegelijk leert diezelfde Schrift dat deze vijand reeds verslagen is. Niet in theorie, maar in de praktijk — door de opstanding van Christus. “Dood, waar is uw prikkel? Graf, waar is uw overwinning?” (1 Kor. 15:55) Die woorden zijn geen poëzie voor op een rouwkaart. Ze zijn strijdtaal. Paulus juicht niet uit escapisme, maar uit geloof.
Geen nederlaag, maar thuiskomst
Voor de ongelovige lijkt sterven het einde van alle mogelijkheden. Maar voor wie in Christus is, betekent sterven niet het einde — maar het begin van wat werkelijk leven is. Paulus schreef het zo: “Het leven is mij Christus, en het sterven is mij gewin.” (Fil. 1:21) Geen verlies, geen aftakeling in de diepste zin, maar winst. Niet omdat het sterven zelf prettig is — niemand verlangt naar lijden — maar omdat het ons brengt bij de Koning.
Een treffend voorbeeld van sterven in geloof is te vinden in het leven van Betsie ten Boom, de zus van Corrie. Tijdens hun gevangenschap in concentratiekamp Ravensbrück bleef Betsie — ondanks honger, kou en ziekte — vasthouden aan haar geloof. Kort voor haar dood fluisterde ze tegen Corrie:
“Er is geen put zo diep, of Gods liefde is dieper.”
(Corrie ten Boom, The Hiding Place, 1971)
Corrie overleefde het kamp en vertelde dit moment later wereldwijd als getuigenis van hoop in de diepste duisternis. Betsie’s woorden — geboren in lijden, gedragen door geloof — werden een levenslange boodschap voor Corrie zelf én voor miljoenen anderen. Ze herinneren eraan dat zelfs het graf geen grens is voor Gods trouw. Niet omdat het lijden minder wordt, maar omdat Hij daar al is — dieper dan de put, eerder dan de pijn.

Lijden tot het einde: geen schande
We hoeven het lijden aan het eind van het leven niet te verbloemen. Ook gelovigen kunnen sterven onder moeilijke omstandigheden — met pijn, benauwdheid, of geestelijke duisternis. Dat maakt hun geloof niet minder. Ook Jezus stierf niet triomfantelijk glimlachend, maar met een kreet: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” (Matt. 27:46) Zijn lijden was geen gebrek aan geloof — het was geloof. Volharden, juist in de stilte. En daarin is Hij onze Voorloper. Dat maakt dat ook ons sterven gedragen kan worden. Niet altijd gemakkelijk, wel altijd in Zijn nabijheid.
Hoop die sterker is dan het graf
De opstanding van Christus is het fundament van alle christelijke hoop. En die hoop is geen vaag idee. Ze is concreet, historisch, tastbaar. Zoals Jezus opstond met een lichaam, zo zullen ook wij verrijzen — verlost van ziekte, pijn en dood. “En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan.” (Openb. 21:4) Dat is geen wensdroom. Het is belofte. En belofte is sterker dan sentiment. De dood mag nog brullen — maar hij is ontwapend.
Laatste woorden, blijvende echo
Sterven is nooit makkelijk. Maar het kan wél hoopvol zijn. De laatste woorden van een gelovige kunnen een echo achterlaten die generaties raakt. Denk aan John Newton, de voormalige slavenkapitein die ‘Amazing Grace’ schreef. Op zijn sterfbed zei hij: “Mijn geheugen laat me in de steek… maar twee dingen weet ik zeker: ik ben een grote zondaar, en Christus is een grote Zaligmaker.” Dát is geen nederlaag. Dat is overwinning — in de geest van genade.

Ziekte en geloof: een weg van genade, geen gemakkelijke route
Ziekte confronteert. Ze verstoort het ritme, versplintert zekerheden en legt lagen bloot die je liever gesloten hield. Ze raakt je lichaam, maar ook je ziel — en daarmee je geloof. En juist daar, op dat kruispunt van kwetsbaarheid en verwachting, begint het Bijbelse spreken over ziekte pas echt. Geen gladde antwoorden, geen makkelijke oplossingen. Wel eerlijke woorden. Doordrenkt van genade, gehuld in hoop.
De Schrift biedt geen escapisme, maar waarheid. Ze erkent de pijn — denk aan Job, aan de Psalmen, aan Paulus’ doorn. Maar ze laat het daar niet bij. Ze toont ons een God die niet op afstand blijft, maar nabij komt. Een God die Zelf heeft geleden, gestorven is, en — glorierijk — is opgestaan. Christus is geen Coach, maar een Gekruisigde en Opgestane. In Hem wordt lijden niet minder schrijnend, maar wel zinvol. Niet zinvol als in: logisch verklaarbaar. Maar als in: niet los van Hem.
En wie met Hem leeft, hoeft ziekte niet als straf te dragen. Wél als beproeving, als plaats van loutering, als weg waarin God Zijn kracht openbaart — juist in zwakheid. Niet iedereen geneest. Niet ieder gebed wordt verhoord zoals gehoopt. Maar niemand die op Hem vertrouwt, zal beschaamd uitkomen (Rom. 10:11). Zelfs sterven is, voor wie gelooft, geen nederlaag, maar een doorgang. Geen sluitstuk, maar een begin. Of zoals David het zingt: “Gij zijt bij mij.” (Ps. 23:4)
Daarmee wordt de reis niet lichter, maar wel gedragen. En in dat dragen, schuilt diepe rust. Geen rust van vermijding, maar van vertrouwen. Ziekte ontneemt veel — maar het kan ook openbaren waar het werkelijk op aankomt: genade, dagelijks genoeg. Of in de woorden van Corrie ten Boom:
“Er is geen put zo diep, of Gods liefde is dieper.”
Dat is geen theorie. Dat is belijdenis.
Reacties en ervaringen
Hieronder kun je reageren op dit artikel. Je kunt bijvoorbeeld je ervaringen delen over ziek-zijn en geloof, of tips geven over hoe jij troost hebt gevonden in de Bijbel tijdens ziekte of lijden. Ook vragen, aanmoedigingen of bemoedigende teksten zijn welkom.
Wij stellen reacties zeer op prijs. Reacties worden niet automatisch (direct) gepubliceerd. Dit gebeurt nadat ze door de redactie gelezen zijn. Dit om ‘spam’ of anderszins ongewenste c.q. ongepaste reacties eruit te filteren. Daar kunnen soms enige uren overheen gaan.