Waarom alleen de Drie-enige God het fundament is voor waarheid, moraal en logica

Last Updated on 6 juni 2025 by M.G. Sulman

In een samenleving die barst van overtuigingen, religies en meningen klinkt het vaak bescheiden — of zelfs wijs — om te zeggen: “Misschien is er wel iets hogers.” Maar zodra we dieper doordenken over fundamentele vragen — wat is waarheid? Waarom bestaat moraal? Waarop rust logica? Waarom werkt wetenschap? — blijkt een vaag ‘iets’ volstrekt onvoldoende. Dit artikel onderzoekt waarom juist de Drie-enige God van de Bijbel — Vader, Zoon en Heilige Geest — niet zomaar één optie is in het religieuze aanbod, maar het enige coherente en noodzakelijke fundament vormt voor alles wat wij als mensen vanzelfsprekend gebruiken: waarheid, rede, goed en kwaad, betekenis. Niet als een abstract beginsel, maar als een levende Persoon die waarheid spreekt, liefde beoefent en orde schenkt aan de werkelijkheid. In Hem krijgt waarheid een stem, moraal een hart, logica zijn oorsprong en het menselijk leven zijn doel.

Visuele weergave van de Drie-eenheid: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn elk volledig God, maar onderscheiden van elkaar. / Bron: Martin Sulman m.b.v. AI Drawing Image Generator
Overzicht van de opbouw van dit artikel

Dit artikel is thematisch opgebouwd rond één centrale these: dat ware kennis, moraal, logica en werkelijkheid hun ultieme fundament vinden in de Drie-enige God van de Bijbel. De hoofdstukken bouwen logisch op elkaar voort, en laten stap voor stap zien hoe elk domein van het leven afhankelijk is van Hem.

HoofdstukFocusFunctie
1Waarheid begint bij GodGeen neutraliteit — ieder mens leeft uit een geloofsfundament
2De Drie-enige God als eeuwige gemeenschapNiet zomaar 'een god', maar de God van de Bijbel — relationeel, liefdevol, sprekend
3Moraal vereist een bron buiten de mensDe praktische consequentie: zonder God is moraal stuurloos
4Wetenschap vraagt orde & betrouwbaarheidAlleen de schepping door de God van orde verklaart dit
5Logica en waarheid zijn persoonlijk verankerdRede en waarheid bestaan omdat de Logos bestaat
6Christus als onmisbare centrumNiet abstract, maar vleesgeworden waarheid
7Andere wereldbeelden leven op geleend lichtZonder Christus vallen hun claims in het niets
8Getuigen in gesprekWat dit praktisch betekent in ontmoeting met mensen

Inhoud

Waarheid begint bij God: waarom neutraliteit niet bestaat

Ieder mens leeft en denkt vanuit vooronderstellingen

Elke discussie over waarheid, moraal, wetenschap of logica begint met een cruciale vraag: is het mogelijk om neutraal te denken? Kunnen mensen werkelijk los van elke overtuiging, waardering of aanname naar de werkelijkheid kijken?

Volgens het klassieke christelijke denken — en in het bijzonder volgens de presuppositionalistische benadering — is het antwoord ondubbelzinnig: neen. Geen enkel mens is in staat om volledig neutraal, objectief of zonder voorafgaande overtuigingen te denken. Ons waarnemen, redeneren en oordelen gebeurt altijd binnen een kader van diepgewortelde presupposities — dat wil zeggen: fundamentele vooronderstellingen over wat waar is, wat bestaat, en wat betekenis heeft.

Deze vooronderstellingen zijn niet slechts bijkomstige details; zij bepalen hoe we alles waarnemen en interpreteren. Ze functioneren als de bril waardoor wij de werkelijkheid zien — vaak zonder dat we ons daarvan bewust zijn.

Elke mens kijkt naar de werkelijkheid door een bril van vooronderstellingen — vaak zonder zich daarvan bewust te zijn. Niet de feiten op zich, maar onze diepste overtuigingen kleuren hoe wij de wereld waarnemen, begrijpen en beoordelen. / Bron: Martin Sulman m.b.v. AI Drawing Image Generator

Neutraliteit als mythe

De moderne cultuur suggereert graag dat het mogelijk is om ‘objectief’ of ‘neutraal’ te denken, zeker in wetenschap of ethiek. Maar deze pretentie is filosofisch onhoudbaar. Zoals de reformatorische filosoof Herman Dooyeweerd betoogde, bestaat er geen zuiver autonome rede. Volgens hem wortelt elk menselijk denken noodzakelijk in een geloofshouding, expliciet of impliciet.1Herman Dooyeweerd, In the Twilight of Western Thought (Nutley, NJ: Craig Press, 1960), 3.

Met andere woorden: iedere mens leeft uit geloof — ook degene die zichzelf als ‘ongelovig’ beschouwt. Niet noodzakelijk geloof in een religieuze zin, maar altijd geloof in bepaalde uitgangspunten over de aard van de werkelijkheid.

Iedere visie op de wereld begint bij een ‘begin van kennis’ (principium cognitionis). In het atheïsme is dat vaak de mens zelf of de natuur. In het oosten kan dat het Al of het Ene zijn. Maar het christendom begint bij God — niet een onpersoonlijke kracht, maar de levende, Drie-enige God van de Bijbel.

Herman Dooyeweerd, rond 1930 / Bron: Wikimedia Commons

Niet zomaar ‘God’ — maar de Drie-enige God

Het is daarbij van fundamenteel belang om te benadrukken dat het christendom niet spreekt over een vaag ‘Opperwezen’ of een abstract ‘begin der dingen’, maar over God zoals Hij Zich heeft geopenbaard in de Schrift: Vader, Zoon en Heilige Geest.

Deze Drie-enige God is niet slechts de oorsprong van het bestaan, maar ook van waarheid, logica, moraal, schoonheid, taal en communicatie. Omdat God eeuwig relationaliteit, liefde en wijsheid is binnen Zichzelf — in de gemeenschap van Vader, Zoon en Geest — kan de wereld die Hij geschapen heeft orde, betekenis en kenbaarheid bezitten.

Zonder deze Drie-enige God ontbreekt het universum aan het noodzakelijke fundament voor al het menselijke kennen en denken.

Presuppositionalisme: elk wereldbeeld heeft een geloofsfundament

Presuppositionalistische apologetiek is daarom geen defensieve techniek, maar een theologisch doordacht inzicht in de aard van kennis en waarheid. Zij stelt dat elk wereldbeeld gebouwd is op bepaalde basisovertuigingen — en dat slechts één wereldbeeld in staat is om zijn eigen voorwaarden voor kennis, moraal en logica werkelijk te dragen: het christelijk geloof.

Andere wereldbeelden gebruiken weliswaar begrippen als waarheid, goed en kwaad, logica of menselijke waardigheid — maar zij lenen die begrippen uit een kader dat zij tegelijkertijd ontkennen. Dat maakt zulke systemen uiteindelijk intern incoherent.

Presuppositionalisme laat daarom zien:

  • Rede veronderstelt een God die Zelf rationeel is — niet slechts in de zin van logisch consistent, maar als de eeuwige Logos (Johannes 1:1), in wie alle redelijkheid haar oorsprong heeft.
  • Moraal veronderstelt een God die niet slechts machtig is, maar wezenlijk goed en heilig (Psalm 119:68); goedheid is geen externe maatstaf buiten Hem, maar de uitdrukking van Zijn karakter.
  • Waarheid veronderstelt een God die niet liegt (Titus 1:2), maar die in Zijn wezen volstrekt betrouwbaar is; waarheid is geen abstract principe, maar geworteld in wie God Zelf is (Johannes 14:6).
  • Communicatie veronderstelt een God die in Zichzelf eeuwige gemeenschap en liefdevolle zelfmededeling is — de Drie-enige God, in wie spreken, horen en verstaan van eeuwigheid samenkomen (Genesis 1:3; Johannes 1:1; Johannes 17:24).
Alle kennis rust uiteindelijk op een fundament. Rede, moraal, waarheid en communicatie zijn geen neutrale of autonome grootheden, maar bestaan omdat de Drie-enige God bestaat: Vader, Zoon en Geest. Zonder Hem verliest de werkelijkheid haar samenhang en betekenis. / Bron: Martin Sulman m.b.v. AI Drawing Image Generator

Christus als centrum van alle waarheid

Tenslotte is het wezenlijke punt van deze benadering niet slechts dat ‘er een God is’, maar dat deze God Zich definitief en zichtbaar heeft geopenbaard in de Persoon van Jezus Christus, de eeuwige Zoon. Zoals Paulus zegt:

“In Hem zijn alle schatten van wijsheid en kennis verborgen” (Kolossenzen 2:3).

Kennis van de waarheid begint dus niet in menselijke redenering, maar in overgave aan de vleesgeworden Logos (Johannes 1:14), die het beeld is van de onzichtbare God (Kolossenzen 1:15) en in wie de Vader zichtbaar werd (Johannes 14:9), in de kracht van de Geest die overtuigt en leidt (Johannes 16:13).

Kortom: er bestaat geen neutraal terrein

Iedere mens leeft uit een geloofsfundament. De vraag is nooit óf iemand gelooft, maar wat iemand gelooft — en of dat geloof zijn eigen voorwaarden kan dragen of rechtvaardigen.

Presuppositionalisme stelt daarom zonder voorbehoud: alleen het christelijk geloof, gegrond in de openbaring van de Drie-enige God, biedt een wereldbeeld dat werkelijk verklaart, draagt en recht doet aan de werkelijkheid waarin wij leven.

Zoals Spreuken 1:7 het kernachtig samenvat:

“De vreze des HEEREN is het begin van de kennis.”

“De vreze des HEEREN is het begin van de kennis.” (Spreuken 1:7) / Bron: Martin Sulman m.b.v. AI Drawing Image Generator

📘 Schendt de Drie-eenheid de logica?

Voor wie zich afvraagt of de leer van de Drie-eenheid daadwerkelijk in strijd is met logisch denken, is het artikel Schendt de Drie-eenheid de logica?  een waardevolle verdieping. Met filosofische scherpte en eerbied voor de Schrift laat de auteur zien dat de Drie-eenheid geen denkfout is, maar een doordacht, Bijbels gefundeerd geheimenis dat het hart van het christelijk geloof vormt.

De Drie-enige God als eeuwige gemeenschap

Liefde als oorsprong vóór tijd en schepping

Nog vóór de wording van het universum, vóór de dageraad van ruimte en tijd, vóór de eerste ademtocht van de mens, bestond er reeds liefde. Niet als mogelijkheid. Niet als latent potentieel. Maar als werkelijkheid. Als wezenlijk kenmerk van het goddelijk bestaan.

Dit is zonder twijfel één van de meest fundamentele claims van de Schrift over God: liefde behoort niet tot Gods relationele houding ná de schepping, maar is een constitutief aspect van Zijn eeuwig wezen. De apostel Johannes drukt het met radicale eenvoud uit: “God is liefde” (1 Johannes 4:8). Dit betekent niet slechts dat God liefde hééft — zoals een bijkomend attribuut — maar dat Hij liefde ís, altijd al, onafhankelijk van alles wat buiten Hem bestaat.

Deze waarheid roept echter onmiddellijk een intrigerende vraag op. Want liefde, in haar diepste betekenis, is per definitie relationeel. Liefde vereist een Ander. Indien God dus van eeuwigheid liefde is, moet Hij van eeuwigheid relationeel zijn. Maar hoe kan dat, als God absoluut één en solitair zou zijn?

De noodzakelijkheid van de Drie-eenheid

Hier verschijnt de unieke schoonheid en logische onvermijdelijkheid van de christelijke belijdenis van de Drie-enige God. Niet een God als enkelvoudig individu, gevangen in eeuwige zelfgerichtheid, maar God als gemeenschap in Zichzelf: Vader, Zoon en Heilige Geest (Matteüs 28:19). Drie onderscheiden Personen, volmaakt één in wezen, in eeuwige gemeenschap van liefde, wederzijdse zelfgave en vreugdevolle communicatie (Johannes 17:24).

Deze trinitarische werkelijkheid is geen speculatief theologisch surplus, maar raakt de kern van het godsbegrip. Een God die liefde is zonder de Drie-eenheid is logisch onmogelijk. Alleen binnen de Drie-eenheid is liefde in haar volheid mogelijk vóór en buiten de schepping.

God was vóór alles, en toch niet alleen.

Godsbeeld vormt wereldbeeld

De wijze waarop men over God denkt, is nooit zonder consequenties. Een godsbeeld functioneert altijd als bron en norm voor het wereldbeeld. Wanneer God wordt opgevat als radicaal enkelvoudig — zonder innerlijke veelheid of relationaliteit — dan verschuift het accent in de werkelijkheid noodzakelijkerwijs van liefde naar macht, van gemeenschap naar afstand. Schepping wordt in dat geval geen overvloedige uitdrukking van liefde, maar veeleer een noodzakelijke daad van zelfverwerkelijking of dominantie.

Daarentegen laat de Drie-enige God zien dat schepping voortkomt uit overvloed, niet uit tekort. God schept niet omdat Hij iets mist, maar omdat Zijn liefde overvloeit. Dat maakt schepping tot gave, geen plicht; tot feest, geen functie.

Moraal, gemeenschap en verlangen geworteld in Gods wezen

Dit verklaart tevens waarom menselijke moraal en de hunkering naar gemeenschap zo diep in de menselijke ervaring verankerd zijn. Eenzaamheid wordt universeel als pijnlijk ervaren omdat de mens geschapen is naar het beeld van een God die eeuwige gemeenschap ís (Genesis 1:26-27). Wij zijn relationele wezens omdat wij weerspiegelen wat God in Zichzelf is: liefdevolle verbondenheid.

Het verlangen naar waarheid, gerechtigheid en verbondenheid kan daarom nooit volledig verklaard worden vanuit louter evolutionaire of sociaal-culturele factoren. Zij verwijzen naar de transcendente bron waaruit de mens voortkomt.

Zoals de Nederlandse filosoof Herman Dooyeweerd opmerkte: “De zin van ons bestaan is niet in onszelf gegrond, maar in de gemeenschap met onze Schepper.”2Herman Dooyeweerd, In the Twilight of Western Thought (Nutley, NJ: Craig Press, 1960), 56.

De trinitarische structuur van de werkelijkheid

De werkelijkheid zelf draagt de sporen van haar trinitarische oorsprong. Dit is zichtbaar in talrijke structuren waarin eenheid en veelheid samengaan zonder elkaar op te heffen: in de muziek (melodie, harmonie, ritme), in de communicatie (spreker, boodschap, ontvanger), in de mens (lichaam, ziel, geest; 1 Thessalonicenzen 5:23), en zelfs in sociale relaties (ik, jij, wij).

De schepping is geen toevallig geheel, maar een reflectie van haar Schepper — een uitdrukking van meervoud-in-eenheid, van harmonie zonder uniformiteit.

Uitnodiging tot gemeenschap met God

Tenslotte is deze trinitarische werkelijkheid niet slechts een kosmologische verklaring, maar heeft zij directe existentiële implicaties. De God die in Zichzelf liefde is, nodigt mensen uit om deel te krijgen aan deze liefdevolle gemeenschap (Johannes 17:26). Niet als bijkomstigheid. Niet als troostprijs. Maar als het uiteindelijke doel waarvoor wij geschapen zijn.

Het menselijk bestaan vindt haar hoogste vervulling niet in autonomie, maar in relationele verbondenheid met de Vader, door de Zoon, in de kracht van de Geest.

Daarom blijft ook vandaag de uitnodiging klinken: kom binnen in de eeuwige liefde van God — de liefde die er was vóór de tijd, die je nu roept, en die blijft wanneer alles wat vergankelijk is voorbijgaat.

Moraal veronderstelt een transcendente en trinitarische bron

De ervaring van morele evidentie als universeel fenomeen

Het morele bewustzijn behoort tot de meest fundamentele ervaringen van de mens. Wanneer iemand willens en wetens een ander onrecht aandoet — bijvoorbeeld door diefstal — ervaren wij dit doorgaans niet als louter een botsing van persoonlijke voorkeuren of culturele mores. Integendeel, moreel protest wortelt in de intuïtieve overtuiging dat bepaald handelen werkelijk verkeerd is — objectief, onafhankelijk van subjectieve gevoelens of contextuele afspraken.

Deze ervaring van morele evidentie kent een universeel karakter. In vrijwel alle culturen en tijden worden bepaalde morele principes als intrinsiek goed of kwaad ervaren. Zorgzaamheid, trouw en opoffering worden universeel gewaardeerd, terwijl bedrog, mishandeling en verraad intuïtief worden verworpen. De concrete uitwerking mag per cultuur variëren, maar de onderliggende structuur van moreel besef vertoont een opvallende stabiliteit.

Deze universele ervaring roept dan ook een onontkoombare vraag op: wat is de uiteindelijke grond van deze morele realiteit? Waar is zij geworteld?

Het tekort van immanente verklaringen

Veel hedendaagse theorieën trachten moraal te verklaren vanuit immanente factoren, zoals culturele conventies of evolutionaire overlevingsstrategieën. Moraal zou, in deze visie, voortkomen uit sociale afspraken of uit gedragingen die de overleving van de soort bevorderen.

Beide verklaringsmodellen stuiten echter op fundamentele bezwaren. Indien moraal slechts cultureel geconstrueerd is, dan volgt daaruit dat moreel gezag principieel veranderlijk en arbitrair is. Slavernij of kindermishandeling zouden dan ethisch legitiem zijn geweest zolang zij cultureel aanvaard werden. Deze consequentie is niet slechts filosofisch problematisch, maar existentieel ondraaglijk.

Ook de evolutionaire reductie van moraal — waarin moreel handelen wordt herleid tot gedrag dat sociaal nut heeft — faalt om de volle breedte van morele ervaring te verklaren. Morele verplichtingen vragen immers niet zelden het tegenovergestelde van zelfbehoud: het offeren van het eigen leven voor een ander (Johannes 15:13), of het spreken van de waarheid wanneer dit persoonlijke schade oplevert. Moraal overstijgt functionaliteit. Zij wijst op plicht, intrinsieke waarde en objectief goed.

Deze tekortkomingen onthullen een dieper filosofisch probleem: ware moraal vereist een norm die zich buiten en boven het menselijk subject bevindt.

Ophanging aan een rib, de straf voor een gevluchte slaaf in Suriname. Illustratie van William Blake bij Stedmans Reize naar Surinamen. / Bron: Wikimedia Commons

De Bijbelse visie: moraal als weerspiegeling van Gods wet

De Bijbel biedt een alternatieve en diepere verklaring. Moreel besef is niet toevallig ontstaan, noch uitsluitend sociaal gevormd, maar vindt zijn oorsprong in de Schepper Zelf. Paulus schrijft: “Zij tonen dat het werk van de wet in hun hart geschreven is” (Romeinen 2:15, HSV). Moraal is dus geen menselijke constructie, maar goddelijke inscriptie — de wet van God weerspiegeld in het menselijk geweten.

Tegelijkertijd erkent de Schrift de gebrokenheid van dit geweten. Door de zonde is de mens geneigd tot zelfbedrog en morele verdraaiing (Romeinen 1:21-22). Hij kent goed en kwaad, maar wil autonoom zijn. Moreel besef blijft aanwezig, maar is tegelijk onderhevig aan vervorming.

Moraal vraagt om een Persoonlijke en Trinitarische Wetgever

Het fundamentele gevolg hiervan is evident: objectieve moraal vereist een objectieve Wetgever. Maar niet slechts een abstract beginsel of onpersoonlijke kracht. Moraal veronderstelt een Persoonlijke bron — een God die rechtvaardig, heilig en relationeel is.

Binnen het christelijk geloof is deze Wetgever niet een solitaire monade, maar de Drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Juist in de Drie-eenheid wordt zichtbaar dat liefde, gemeenschap, zelfgave en waarheid niet pas ontstaan bij de schepping, maar eeuwig geworteld zijn in Gods eigen wezen (Johannes 17:24-26). Moraal is uiteindelijk niets anders dan de uitdrukking van Gods karakter — heilig, waarachtig en liefdevol (Psalm 119:68).

Dit inzicht wordt treffend verwoord door C.S. Lewis, die — terugblikkend op zijn eigen weg van atheïsme naar geloof — precies op dit punt stuitte. Zijn bezwaar tegen God was juist het lijden en onrecht in de wereld. Maar gaandeweg ontdekte hij dat zijn hele bezwaar stilzwijgend uitging van een morele maatstaf die zonder God niet verklaarbaar was:

“Mijn bezwaar tegen God was altijd geweest dat het universum zo wreed en onrechtvaardig leek. Maar toen drong zich een vraag aan mij op: hoe kwam ik eigenlijk aan dat idee van rechtvaardig en onrechtvaardig? Niemand noemt een lijn krom, tenzij hij eerst enig idee heeft van wat recht is. Waarmee vergeleek ik dit universum eigenlijk, toen ik het onrechtvaardig noemde? (…) Zo kwam ik tot een verbazingwekkende ontdekking: juist terwijl ik probeerde te bewijzen dat God niet bestond — met andere woorden, dat alles in werkelijkheid zinloos was — bleek ik tegelijk te moeten aannemen dat één deel van de werkelijkheid — namelijk mijn idee van rechtvaardigheid — wél vol van betekenis was.”  — C.S. Lewis, Mere Christianity

De confrontatie en het evangelie van objectieve moraal

Deze Bijbelse visie is tegelijk confronterend en bevrijdend. Indien God de bron is van moraal, dan staat elk mens onvermijdelijk onder Zijn gezag. Autonomie is een illusie. Maar deze confrontatie opent tevens de weg naar genade. Want de God die rechtvaardigheid eist, is dezelfde God die in Christus — de Zoon, in de gemeenschap van de Drie-eenheid — de schuld van moreel falen op Zich neemt (2 Korinthe 5:21). In het kruis van Christus worden Gods rechtvaardigheid en liefde beide volledig vervuld.

Moraal als fundament voor menselijke waardigheid en floreren

In een cultuur waarin waarheid en moraal steeds meer worden geprivatiseerd — als ‘jouw waarheid’ tegenover ‘mijn waarheid’ — dreigt ethiek haar objectieve kracht te verliezen. Maar de Bijbelse visie op moraal biedt een solide fundament: goed is goed omdat het voortvloeit uit Gods wezen; kwaad is kwaad omdat het ingaat tegen Zijn karakter.

Deze verankering in de Drie-enige God maakt moraal niet slechts gezaghebbend, maar ook levend en menslievend. Moreel handelen wordt geen onderdrukking door externe regels, maar een deelname aan het leven van God Zelf. Moraal is dan een weg tot ware vrijheid — het leven zoals het bedoeld is: in liefde, waarheid en gemeenschap, tot eer van de Vader, door de Zoon, in de kracht van de Geest.

Wetenschap veronderstelt een trinitarische oorsprong van orde en betrouwbaarheid

De impliciete afhankelijkheid van orde in wetenschappelijke praktijk

De dagelijkse omgang van de mens met de werkelijkheid veronderstelt een opmerkelijk vertrouwen in de stabiliteit en voorspelbaarheid van de natuur. Men verwacht zonder nadenken dat de wereld zich vandaag in essentie zal gedragen zoals gisteren. Water zal opnieuw bij 100°C koken, de zwaartekracht zal objecten onverminderd naar het aardoppervlak trekken, en biologische processen zullen autonoom voortgaan.

Deze verwachting vormt tevens de onmisbare vooronderstelling van de moderne wetenschap. Wetenschappelijk onderzoek is slechts mogelijk indien men ervan uitgaat dat de werkelijkheid zich op consistente, ordelijke en wetmatige wijze openbaart. Observatie, experiment, hypothesevorming en verificatie kunnen slechts functioneren binnen een kader waarin de werkelijkheid niet willekeurig is, maar geordend en toetsbaar.

De cruciale epistemologische vraag dringt zich dan ook op: waarop is deze verwachting van orde, regelmaat en rationaliteit uiteindelijk gebaseerd? Waarom zou men mogen aannemen dat het universum, in zijn diepste structuur, begrijpelijk is? Deze vraag krijgt bijzondere urgentie binnen wereldbeelden waarin chaos, toeval of onpersoonlijke natuurkrachten als ultieme werkelijkheid worden gepresenteerd.

De filosofische problematiek van uniformiteit in een naturalistisch wereldbeeld

David Hume (1711–1776) bracht reeds in de achttiende eeuw het zogeheten inductieprobleem onder de aandacht: de overgang van ervaringen in het verleden naar verwachtingen over de toekomst is niet logisch noodzakelijk, maar berust louter op gewoontevorming.3David Hume, An Enquiry Concerning Human Understanding, sectie IV.

Wij nemen regelmaat in de natuur waar, maar — zo stelde Hume scherp — onze verwachting dat deze regelmaat zich zal voortzetten, rust uiteindelijk niet op rationeel bewijs, maar op de kracht van gewoonte. Wij zijn eraan gewend geraakt te denken dat de zon morgen weer op zal komen, niet omdat wij dat met logische zekerheid kunnen bewijzen, maar eenvoudig omdat dit tot nu toe steeds zo geweest is.

Deze analyse legt een diep epistemologisch probleem bloot voor elke visie waarin het universum wordt opgevat als het product van blinde, onpersoonlijke krachten zonder rationele oorsprong. Indien de werkelijkheid uiteindelijk toevallig, materieel en doelloos is, ontbreekt elk logisch fundament voor de verwachting dat zij zich ordelijk en voorspelbaar zal blijven gedragen.

Binnen een naturalistisch wereldbeeld blijft het vertrouwen op natuurwetten dan ook praktisch bruikbaar, maar filosofisch ongefundeerd. De ervaring van orde in de wereld is, strikt genomen, verrassend — ja, zelfs onverklaarbaar — wanneer de werkelijkheid geen oorsprong heeft in rationeel denken of intentionele ordening. Het naturalisme kan de orde van de wereld gebruiken, maar niet overtuigend verklaren.

David Hume, portret door Allan Ramsay, 1766 / Bron: Wikimedia Commons

De trinitarische God als noodzakelijke grondslag van orde

De Schrift biedt hier een radicaal ander uitgangspunt. In de opening van Genesis wordt duidelijk gesteld dat het universum niet autonoom of toevallig is, maar het product van een persoonlijke Schepper: “In het begin schiep God de hemel en de aarde” (Genesis 1:1). Deze God is niet slechts almachtig, maar ook wijs, getrouw en ordelijk (1 Korinthe 14:33). Zijn scheppingswerk openbaart zich dan ook in structuur, ritme en doelmatigheid (Genesis 1:3-31; Genesis 8:22).

Binnen het Bijbelse wereldbeeld is deze Schepper echter niet een abstract Opperwezen, maar de Drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest. De Drie-eenheid vormt het eeuwige fundament van relationaliteit, communicatie en orde. Juist in de eeuwige gemeenschap van de Vader, de Logos (Johannes 1:1), en de Geest vinden liefde, consistentie en rationaliteit hun oorsprong. Gods handelen in de schepping weerspiegelt Zijn innerlijke harmonie: wat God in Zichzelf is, drukt zich uit in de wereld die Hij geschapen heeft.

Orde in de schepping is daarom geen extern opgelegde structuur, maar de natuurlijke uitstroming van het wezen van de Drie-enige God.

Scutum Fidei — het klassieke schild van de Drie-eenheid: één God in drie Personen — Vader, Zoon en Heilige Geest. Volmaakt één in wezen, onderscheiden in persoon / Bron: Martin Sulman m.b.v. AI Drawing Image Generator

De historische wortels van de moderne wetenschap in het christelijk denken

Het is daarom niet verrassend dat de moderne wetenschap haar oorsprong vindt in een cultuur doordrenkt van het Bijbelse wereldbeeld. Zoals C.S. Lewis opmerkte: “Mensen werden wetenschappers omdat zij geloofden in een Wetgever die orde in de natuur had aangebracht.”4C.S. Lewis, Miracles (New York: HarperOne, 1947), 110.

Vroege natuuronderzoekers zoals Kepler, Newton, Faraday en Galilei beschouwden wetenschap niet als een autonoom menselijk project, maar als een rationele deelname aan het denken van God. Wetenschap was voor hen een manier om “Gods gedachten na te denken”, omdat zij geloofden dat de werkelijkheid begrepen kon worden juist vanwege haar oorsprong in een rationele en betrouwbare God.

Johannes Kepler zoals geschilderd door Hans von Aachen, ca. 1600-1615 / Bron: Wikimedia Commons

De crisis van naturalistisch epistemologisch scepticisme

Een naturalistisch wereldbeeld, waarin het menselijke denken wordt opgevat als een product van toevallig geëvolueerde hersenprocessen, stuit uiteindelijk op een interne contradictie. Zoals Alvin Plantinga overtuigend heeft betoogd, ondergraaft een dergelijke visie het vertrouwen in de betrouwbaarheid van de menselijke rede zelf.5Alvin Plantinga, Where the Conflict Really Lies: Science, Religion, and Naturalism (Oxford: Oxford University Press, 2011), 311-350.

Immers, indien onze denkvermogens primair gevormd zijn door overlevingsvoordeel, niet door gerichtheid op waarheid, is elke overtuiging — inclusief wetenschappelijke overtuigingen — epistemologisch fragiel. Wetenschap functioneert dan hooguit pragmatisch, maar mist een ultiem rationeel fundament.

Wetenschap als deelname aan de rationaliteit van de drie-enige Schepper

De implicatie is helder: wetenschap is niet neutraal. Haar methodologische praktijk veronderstelt metafysische overtuigingen over orde, rationaliteit en betrouwbaarheid — overtuigingen die uiteindelijk alleen coherentie vinden binnen een wereldbeeld waarin het universum geworteld is in de Drie-enige God.

Wetenschap vindt haar meest diepgaande rechtvaardiging in het besef dat de werkelijkheid geschapen is door een God die relationeel (Vader), sprekend en ordenend (Zoon, de Logos), en levendmakend (Geest) is. Alleen zo is te verklaren dat de wereld niet slechts functioneel begrijpelijk is, maar ook esthetisch prachtig en innerlijk samenhangend.

Zoals Psalm 19 verkondigt: “De hemelen vertellen Gods eer, het uitspansel verkondigt het werk van Zijn handen” (Psalm 19:2). Wetenschap is, in dit licht, geen monument van menselijke autonomie, maar een lofzang van afhankelijkheid. Zij is een oefening in verwondering, een deelname aan de wijsheid van de Drie-enige Schepper, in wie orde, waarheid en schoonheid hun eeuwige bron vinden.

Logica en waarheid vragen om een persoonlijke en trinitarische oorsprong

Logica als onvermijdelijke structuur van menselijk denken

➡️Wie is de Ordegever?

De Ordegever is de God die het universum heeft geschapen met wijsheid, structuur en doel. Hij is niet slechts de Eerste Beweger of een abstract principe, maar een persoonlijke God die ordent, spreekt en onderhoudt. In het bijzonder:

  • De Vader is de oorsprong van de schepping (Genesis 1:1), Degene die de werkelijkheid vanuit Zijn raad en liefde ordent.

  • De Zoon, als het Woord (Logos), is het ordenende principe waardoor alles is ontstaan en in stand gehouden wordt (Johannes 1:1–3; Kolossenzen 1:16–17).

  • De Heilige Geest is de levendmakende kracht die orde brengt in de chaos en de schepping bewoonbaar maakt (Genesis 1:2; Psalm 104:30).

Samen openbaren zij een God die geen God is van wanorde, maar van vrede (1 Korinthe 14:33), en die Zelf het fundament is van alle rationele en morele orde in de schepping.

➡️Moraal en het Lam: van norm tot genade

Reacties en ervaringen

Hieronder kun je reageren op dit artikel. Voel je vrij om je gedachten te delen, vragen te stellen of je visie te geven. Misschien wil je reageren vanuit je eigen geloof, of juist als je ergens mee worstelt of twijfelt. Ook tips voor verdere verdieping zijn welkom. Wij stellen reacties zeer op prijs. Reacties worden niet automatisch (direct) gepubliceerd: de redactie leest ze eerst, om spam of ongepaste inhoud te filteren. Dit kan soms enkele uren duren.