Presuppositionalisme: De onmisbare grondslag van moraal en rede

Last Updated on 17 augustus 2024 by M.G. Sulman

Het presuppositionalisme is een stroming binnen de christelijke apologetiek die stelt dat alleen het christelijke wereldbeeld, waaronder het bestaan van de Drie-enige God en de autoriteit van de Bijbel (niet een autoriteit van een aantal mensen, maar een goddelijke autoriteit), de noodzakelijke vooronderstellingen biedt voor logica, moraal en kennis.1Logica gaat over regels van denken en redeneren. Moraal draait om wat goed of fout is. Kennis betreft feiten en waarheden over de wereld. Alle drie zijn belangrijk, maar ze werken op verschillende manieren. Zonder deze fundamentele presupposities is intelligibiliteit van de werkelijkheid onmogelijk en kun je geen enkele vorm van kennis rechtvaardigen. Alleen door het bestaan van de Drie-ene God te veronderstellen, kun je op een coherente manier de wereld om je heen verklaren. Het is de onmisbare grondslag van onder meer moraal en rede.2Morele oordelen komen niet voort uit logisch nadenken. De rede gaat alleen over hoe ideeën samenhangen of over feiten. Moraal is dus iets anders dan puur verstandelijke kennis.

Presuppositionalisme / Bron: Martin Sulman m.b.v. AI Drawing Image Generator

Wat is presuppositionalisme?

In vogelvlucht

Presuppositionalisme is een discipline binnen de christelijke apologetiek die benadrukt dat alle menselijke rede en kennis ten diepste geworteld zijn in fundamentele aannames, ofwel presupposities. Deze benadering stelt dat elk menselijk wereldbeeld, of het nu theïstisch of niet-theïstisch is, steunt op bepaalde onbetwijfelbare uitgangspunten. De presuppositionalist verdedigt de stelling dat een samenhangend en logisch consistent wereldbeeld slechts mogelijk is wanneer het gegrondvest is op goddelijke openbaring zoals verankerd in de Heilige Schrift, de Bijbel.

Wereldbeeld

Elke persoon functioneert vanuit een bepaald wereldbeeld, ongeacht of hij zich daarvan bewust is. Dit wereldbeeld vormt de basis voor hoe men naar de wereld kijkt en hoe men kennis en waarheid interpreteert. Zelfs zonder expliciete reflectie beïnvloeden deze vooronderstellingen voortdurend iemands denken en handelen.

Alle wereldbeelden hebben bepaalde aannames (presupposities), maar alleen het christelijke wereldbeeld kan deze aannames rechtvaardigen. Presuppositionalisten betogen dat concepten zoals waarheid, logica en moraliteit alleen zinvol zijn binnen het kader van het christelijke geloof. Andere wereldbeelden zijn niet in staat om een coherente basis te bieden voor kennis en waarheid, omdat ze uiteindelijk geen antwoord kunnen geven op fundamentele vragen over de oorsprong en aard van deze concepten.

De rol van presupposities in wereldbeelden

Volgens het presuppositionalisme zijn presupposities fundamentele overtuigingen die als vanzelfsprekend worden aangenomen en niet verder kunnen worden gereduceerd of bewezen. Deze presupposities vormen het fundament van hoe we de wereld interpreteren en begrijpen. Voor de presuppositionalist is de Bijbel de ultieme bron van waarheid, en zonder deze goddelijke openbaring valt elk wereldbeeld ten prooi aan interne tegenstrijdigheden en logische incoherentie.

Voorbeelden

Materialistisch-atheïstisch wereldbeeld

Immateriële wetten zoals de wetten van de logica vormen een onoverkomelijke uitdaging voor een strikt materialistisch of atheïstisch wereldbeeld, omdat deze wereldbeelden vaak uitgaan van een universum dat uitsluitend bestaat uit materie en energie. Laten we eens bekijken hoe dit een probleem vormt.

De wetten van de logica, zoals de wet van non-contradictie of de wet van identiteit, zijn immaterieel: ze hebben geen fysieke vorm, massa of locatie. Ze gelden universeel, zijn onveranderlijk en abstract. In een materialistisch universum, waar alles uiteindelijk kan worden teruggevoerd op fysieke processen en materiële interacties, is er geen ruimte of verklaring voor het bestaan van zulke niet-fysieke, abstracte entiteiten. Dit roept de vraag op: hoe kunnen immateriële, universele wetten bestaan of invloed uitoefenen in een wereld die volgens het atheïsme alleen door materiële dingen wordt gevormd?

Als alles in het universum materieel is, dan zouden immateriële wetten zoals logica een paradox vormen, omdat ze geen materiële basis hebben. Materialisme kan geen verklaring geven voor hoe universele, onveranderlijke concepten, zoals de wetten van logica, kunnen bestaan of functioneren zonder materiële basis. In het christelijk wereldbeeld daarentegen worden deze immateriële wetten vaak gezien als een reflectie van de geest van een onveranderlijke, rationele God die de bron is van alle logica en orde. Vanuit dit perspectief is er een verklaring voor het bestaan van zulke wetten in een materiële wereld, omdat ze hun oorsprong vinden in een immateriële, goddelijke bron.

Islam en Allah

De intelligibiliteit van de werkelijkheid verwijst naar het vermogen om de wereld te begrijpen, te verklaren en betekenisvolle kennis ervan te verkrijgen. Het gaat om het idee dat de werkelijkheid logisch en consistent is, zodat wij als mensen zinnige waarnemingen kunnen doen en daaruit betrouwbare conclusies kunnen trekken. Zonder een stabiele, onderliggende structuur of basis – zoals în het christendom met de Drie-enige God – zou de wereld onbegrijpelijk en willekeurig zijn, waardoor kennis en logica onmogelijk te rechtvaardigen zouden zijn.

Volgens de presuppositionalist kan de intelligibiliteit van de werkelijkheid niet worden gerechtvaardigd met Allah. Het islamitische concept van God verschilt wezenlijk van de Drie-enige God van het christendom. In het christendom komt goedheid voort uit de onveranderlijke natuur van God. God’s natuur biedt een onveranderlijke, constante en objectieve basis voor moraal. God wil niet dat we liegen en deze standaard vloeit voort uit Zijn natuur. God is waarachtig. Hij is door en door, geheel en al waar. God kan niet liegen (Numeri 23:19a; Hebreeën 6:18). Een valse getuige die leugens blaast, is dan ook een gruwel voor Zijn ziel (Spreuken 6:16-20). Het christendom biedt derhalve een fundering voor objectieve moraal. In de islam daarentegen is goedheid en moraal voornamelijk gebaseerd op de wil van Allah, die bepalend is voor wat rechtvaardig of zondig is.

Iets dat op een bepaald moment als rechtvaardig wordt beschouwd, kan veranderen afhankelijk van Allah’s wil. Wat op een bepaald moment als zonde wordt beschouwd, kan op een ander moment door Allah worden toegestaan, en vice versa. Dit betekent dat morele beoordelingen niet vaststaan en kunnen variëren afhankelijk van Allah’s decreten.

Neem alcoholgebruik. We zien in de Koran de evoluatie van een aanvankelijke tolerantie voor alcoholgebruik naar een definitief verbod:

  • Aanvankelijk toestaan: In de vroege periode van de islam, vóór de definitieve restricties werden opgelegd, was alcoholgebruik aanvankelijk niet verboden. Dit blijkt uit een vers waarin geen strikte verboden op alcoholgebruik is opgenomen:
    • Surah Al-Baqarah 2:219: “Zij vragen je over wijn en gokken. Zeg: ‘In beide is grote zonde en (ook) enig voordeel voor de mensen, maar hun zonde is groter dan hun voordeel.’ En zij vragen je wat zij moeten besteden. Zeg: ‘Wat je ook over hebt.’ Zo legt Allah de tekenen uit, opdat je kunt nadenken.”

    Dit vers erkent zowel de aanwezigheid van enig voordeel in wijn en gokken, maar benadrukt dat de zonden zwaarder wegen dan de voordelen. Het gaat hierbij niet om een direct verbod, maar er wordt wel gewaarschuwd voor de negatieve aspecten ervan.

  • Geleidelijke beperkingen: Vervolgens werden er strengere restricties opgelegd aan alcoholgebruik:
    • Surah An-Nisa 4:43: “O jullie die geloven! Kom niet tot gebed als je dronken bent totdat je weet wat je zegt…”

    Dit vers geeft aan dat het verboden is om tijdens het gebed dronken te zijn, wat een beperking inhoudt maar nog geen totaalverbod.

  • Definitief verbod: Uiteindelijk werd door een latere openbaring alcoholgebruik volledig verboden:
    • Surah Al-Ma’idah 5:90: “O jullie die geloven! De wijn, het gokken, de afgoden en de divinatie met pijlen zijn een gruwel, een werk van Satan. Vermijd het, opdat jullie succesvol zullen zijn.”

    Dit vers legt een definitief verbod op alcohol, als onderdeel van de bredere opdracht om alles wat met satanisch gedrag wordt geassocieerd, te vermijden.

Deze openbaringen van Allah laten zien dat er geen consistentie is in de moraal, aangezien Allah op elk moment zijn wetten en regels kan veranderen. Daarom biedt Allah volgens de presuppositionalist geen stabiele basis voor universele en onveranderlijke moraal, kennis en rede.

Bovendien getuigt de Koran dat Allah een bedrieger is. In soera 3:54 staat: “En zij smeedden een list, en Allah smeedde een list; en Allah is de beste listensmid.” Indien dit vers in de Koran waar is, dan is Allah een bedrieger. Doch als Allah een bedrieger is, dan kan de Koran niet waar zijn. We kunnen er niet op vertrouwen dat deze Allah de waarheid spreekt in de Koran. Het zou het werk van een bedrieger zijn. Dit zou betekenen dat de Koran, die beweert het Woord van Allah te zijn, ondergraven wordt door de aard van Allah zelf die zich afficheert als een listensmid, een bedrieger pur sang. Hierdoor wordt zowel de geloofwaardigheid van Allah als die van de Koran ondermijnd. Aangezien je er niet op kunt vertrouwen dat een bedrieger de waarheid spreekt, kan de Koran niet als waarheidsgetrouwe openbaring worden beschouwd. Dit leidt tot de conclusie dat zowel Allah als de Koran niet kunnen worden gezien als waarachtig of betrouwbaar.

Gesprek tussen een christen en een moslim / Bron: Martin Sulman m.b.v. AI Drawing Image Generator

Verschil met andere apologetische benaderingen

Hierdoor verschilt presuppositionalisme van andere apologetische benaderingen, zoals het evidentialisme of klassieke apologetiek, die proberen het christendom te verdedigen door bewijzen of rationele argumenten buiten het geloofssysteem zelf te gebruiken. In plaats daarvan begint presuppositionalisme met de aanname dat de christelijke God bestaat en dat dit geloof de basis vormt voor alle verder redeneren. Het uitgangspunt is dus niet dat men via zogenaamd ‘neutraal gebied’ het bestaan van God bewijst, maar dat zonder het veronderstellen van de drie-ene God er enkele basis is voor kennis en je niets zeker kunt weten. Geen enkel wereldbeeld, behalve het christelijke, kan verklaren waarom mensen überhaupt kunnen redeneren. Alleen binnen het christelijk wereldbeeld kan beargumenteerd worden dat de bronnen van onze overtuigingen, zoals waarneming en logica, soms betrouwbaar zijn. Zonder de veronderstelling van een scheppende en ordelijke God ontbreekt de basis voor het vertrouwen in dergelijke bronnen.

Overigens benadert niemand een onderwerp (zoals het bestaan van God) op ene neutrale manier, omdat iedereen een wereldbeeld heeft met bepaalde vooronderstellingen. Geen enkel mens is onbevooroordeeld en neutraal.

Drie kardinale vragen

Om welke vragen gaat het?

Binnen de presuppositionalistische benadering worden grofweg drie kardinale vragen aangewend om de interne consistentie en logica van een niet-theïstisch wereldbeeld bloot te leggen en te beproeven:

  1. “Volgens welke maatstaf?”
    • Deze vraag daagt de grondslagen van het wereldbeeld uit door te vragen naar de objectieve standaard waarop morele, epistemologische, of metafysische uitspraken worden gebaseerd. Zonder een absolute maatstaf, zoals die wordt gevonden in de openbaring van God, blijft elke claim volgens de presuppositionalist willekeurig en subjectief.
  2. “Wie zegt dat?”
    • Deze vraag onderzoekt de autoriteit achter een bepaalde overtuiging. De presuppositionalist stelt dat zonder een ultieme, goddelijke autoriteit, menselijke overtuigingen slechts meningen zijn, die niet aanspraak kunnen maken op objectieve waarheid of universele geldigheid.
  3. “Nou en?”
    • Deze vraag stelt het belang of de relevantie van een overtuiging ter discussie. Zelfs als een overtuiging consistent lijkt binnen een niet-theïstisch wereldbeeld, vraagt de presuppositionalist waarom deze overtuiging ertoe zou doen zonder een absolute standaard. Het doel is om de arbitraire aard van een dergelijke overtuiging te onthullen wanneer het losstaat van een goddelijke grondslag.

Deze drie vragen worden vooral gebruikt door presuppers in discussies over morele oordelen, maar hun toepassing is niet beperkt tot moraal alleen.

Toepassing op morele oordelen

In morele discussies worden deze vragen vaak gebruikt om te bevragen hoe een niet-theïstisch wereldbeeld objectieve morele standaarden kan rechtvaardigen zonder een absolute bron, zoals God. Door te vragen “Volgens welke maatstaf?” en “Wie zegt dat?”, daagt de presuppositionalist de niet-theïst uit om uit te leggen hoe hun moraal objectief kan zijn zonder een transcendente maatstaf.

Breder toepasbaar

Deze vragen kunnen echter ook worden toegepast op epistemologie en metafysica. Bijvoorbeeld, ze kunnen worden gebruikt om te vragen hoe een atheïstische of naturalistische visie kan rechtvaardigen wat waarheid is of hoe men kan weten wat echt is, zonder een absolute autoriteit of standaard die deze waarheden borgt.

Een voorbeeld van een gesprek van een presupper met een atheïst

Atheïst (A): Het is verkeerd om iemand te slaan (behoudens uit zelfverdediging) omdat je daarmee een ander pijn doet en iemand pijn doen is slecht.

Presuppositionalist (P): Volgens welke maatstaf zou je iemand niet pijn mogen doen?

A: Pijn veroorzaakt lijden, en we moeten proberen lijden te vermijden. Dat is de basis van mijn morele overtuiging.

P: Wie zegt dat? Waarom zou het vermijden van lijden de juiste maatstaf zijn?

A: Het is een universele menselijke ervaring dat lijden slecht is. We willen allemaal lijden vermijden. Dus het lijkt mij logisch dat we daar onze moraal op baseren.

P: Nou en? Wie zegt dat het feit dat mensen lijden willen vermijden betekent dat het ook objectief verkeerd is om pijn te veroorzaken?

A: Omdat het lijden van anderen de harmonie in de samenleving verstoort. Dat leidt tot negatieve consequenties voor iedereen.

P: Wie zegt dat de harmonie in de samenleving behouden moet worden? Volgens welke maatstaf is dat belangrijk?

A: Een stabiele samenleving is essentieel voor het welzijn van individuen. Zonder stabiliteit kunnen mensen niet in vrede leven en zich ontwikkelen.

P: Nou en? Wat als iemand vindt dat hun persoonlijke kracht of doelen belangrijker zijn dan de stabiliteit van de samenleving? Wie zegt dat hun perspectief minder waardevol is?

A: Omdat het ten koste gaat van het welzijn van de meerderheid en dat leidt uiteindelijk tot meer lijden en chaos.

P: Wie zegt dat het welzijn van de meerderheid de juiste maatstaf is? Waarom zou dat objectief gezien beter zijn dan het nastreven van persoonlijke doelen, zelfs als dat ten koste gaat van anderen?

A: We moeten een balans vinden om als samenleving te functioneren. Zonder die balans stort alles in en lijden we allemaal.

P: Nou en? Wie zegt dat het ineenstorten van de samenleving objectief slecht is? Wat maakt dat moreel verkeerd, volgens welke maatstaf?

A: Het leidt tot chaos en vernietiging, en instinctief willen we dat vermijden omdat het onze overleving bedreigt.

P: Wie zegt dat het vermijden van chaos en vernietiging objectief juist is? Wat als iemand chaos als noodzakelijk beschouwt voor hun eigen groei of overtuigingen?

A: Dat zou meer lijden veroorzaken, wat ik als moreel verkeerd beschouw.

P: Maar zonder een absolute, objectieve maatstaf, wie zegt dat jouw idee van wat “moreel verkeerd” is, juist is? Zonder een hogere, transcendente bron voor moraal, blijft jouw visie subjectief en arbitrair. Wie bepaalt dat jouw mening beter is dan die van iemand die chaos en lijden omarmt?

A: Dus je zegt dat zonder een goddelijke wetgever, moraal altijd subjectief en arbitrair blijft?

P: Precies. Zonder een absolute, objectieve maatstaf die boven menselijke voorkeuren en meningen staat, zijn alle morele oordelen uiteindelijk subjectief en dus arbitrair. Wie zegt dat jouw morele standpunt objectief beter is dan dat van iemand anders? Alleen een goddelijke wetgever kan een niet-arbitraire, objectieve basis voor moraal bieden.

Een gesprek van een presupper met een atheïst / Bron: Martin Sulman m.b.v. AI Drawing Image Generator

Andere vragen

Naast de bekende vragen “Volgens welke maatstaf?”, “Wie zegt dat?”, en “Nou en?”, gebruikt de presuppositionalistische apologetiek nog andere vragen en benaderingen om de interne consistentie van niet-theïstische wereldbeelden te bevragen. Deze vragen richten zich op verschillende aspecten van het menselijk denken, zoals kennis, waarheid, logica en moraliteit. Hier zijn enkele andere vragen die je vaak zult horen in presuppositionalistische discussies:

1. “Hoe weet je dat?”

  • Deze vraag richt zich op epistemologie, oftewel de bron van kennis. Het doel is om te onderzoeken hoe iemand weet wat hij of zij beweert te weten. Zonder een absolute bron van waarheid, zoals een goddelijke openbaring, is er geen vaste basis voor kennis.

2. “Waarom is dat waar?”

  • Deze vraag onderzoekt de bron van waarheid en vraagt naar de rechtvaardiging voor een specifieke uitspraak. De presuppositionalist zal vaak argumenteren dat zonder een absolute maatstaf (zoals God), er geen basis is om iets als objectief waar te beschouwen.

3. “Waarom zou ik je geloven?”

  • Deze vraag is bedoeld om de autoriteit van de spreker in twijfel te trekken. Het dwingt de ander om te verklaren waarom hun uitspraken overtuigend of geloofwaardig zouden moeten zijn zonder een objectieve of absolute basis.

4. “Hoe verklaar je logica?”

  • In discussies over logica vraagt de presuppositionalist vaak hoe een niet-theïstisch wereldbeeld logica kan verklaren. De drie wetten van de logica zijn:
    1. De wet van identiteit: Iets is wat het is; bijvoorbeeld, A is A.
    2. De wet van non-contradictie: Een bewering kan niet zowel waar als onwaar zijn tegelijkertijd en onder dezelfde omstandigheden.
    3. De wet van de uitgesloten derde: Een bewering is of waar of onwaar, er is geen derde mogelijkheid.

    Logische wetten zijn universeel en onveranderlijk. Een naturalistisch of atheïstisch wereldbeeld kan deze wetten niet rechtvaardigen. Zonder een transcendente bron is dat onmogelijk.

  • De presuppositionalist zal logica verklaren als een reflectie van het karakter van de rationele, onveranderlijke God, die de bron is van alle orde en consistentie in de wereld. Zonder deze goddelijke basis zouden logische wetten geen objectieve grondslag hebben en niet universeel toepasbaar zijn.

5. “Waar komt jouw standaard vandaan?”

  • Deze vraag probeert de basis te bevragen waarop morele, epistemologische of logische standaarden zijn gebouwd. Het doel is om aan te tonen dat, zonder een absolute basis, de standaard willekeurig of subjectief is.
  • De presupper zal zoeits als het volgende zeggen: “Mijn standaard komt van de Drie-enige God, die de schepper en fundament is van alle werkelijkheid, inclusief logica, moraal en kennis. Deze God heeft zichzelf geopenbaard in de Bijbel en in de schepping, waardoor we een objectieve basis hebben voor moraal, waarheid en rede.”

6. “Waarom zouden we de natuurwetten vertrouwen?”

  • Deze vraag gaat over de betrouwbaarheid van wetenschappelijke kennis en natuurwetten. Natuurwetten zijn wetmatigheden die altijd gelden en nooit veranderen. De presuppositionalist kan deze vraag gebruiken om te onderzoeken waarom men erop vertrouwt dat de natuurwetten constant zijn in een niet-theïstisch wereldbeeld.
  • We kunnen de natuurwetten niet enkel vertrouwen op basis van het verleden, omdat dat een cirkelredenering zou zijn. Vertrouwen op consistentie van de natuurwetten impliceert dat we aannemen dat het universum stabiel en voorspelbaar blijft, maar dat is geen garantie. Als er geen objectieve grondslag is buiten de natuur zelf, blijft het slechts een aanname dat de natuurwetten in de toekomst blijven gelden zoals ze nu doen. Het christelijke wereldbeeld biedt echter een basis voor het vertrouwen in de stabiliteit van deze wetten, door te veronderstellen dat ze voortkomen uit een betrouwbare en onveranderlijke Schepper.

7. “Waarom is de rede betrouwbaar?”

  • Deze vraag is gericht op de betrouwbaarheid van het menselijke denkproces. In een atheïstisch wereldbeeld kan de presuppositionalist vragen waarom men rationele processen als betrouwbaar beschouwt als deze slechts voortkomen uit toevallige, evolutionaire processen (gericht op overleving en niet op het achterhalen van de waarheid).
  • Volgens het presuppositionalisme is de rede betrouwbaar omdat ze is geworteld in het karakter van een rationele en onveranderlijke God, die de bron is van logica en waarheid. Zonder deze goddelijke grondslag zou rede willekeurig en onbetrouwbaar zijn, omdat er geen objectieve standaard zou zijn om haar consistentie te waarborgen. Alleen door de vooronderstelling van een alwetende Schepper kan de rede als betrouwbaar worden beschouwd.

8. “Wat is het uiteindelijke doel van je overtuiging?”

  • Deze vraag probeert het einddoel of de teleologische basis van een overtuiging te achterhalen. Het kan gebruikt worden om een atheïst te bevragen over wat het uiteindelijke doel is van hun wereldbeeld en of dat doel een voldoende rechtvaardiging biedt.
  • De presupper zal antwoorden: “Het uiteindelijke doel van mijn overtuiging is om de waarheid van het christelijke wereldbeeld te erkennen en te leven naar de waarheid zoals geopenbaard in de Schrift. Dit wereldbeeld vormt de basis voor alle kennis, moraal en betekenis in het leven.”

Samenvatting

Presuppositionalisten kunnen een brede waaier aan vragen stellen om de consistentie, basis en rechtvaardiging van niet-christelijke wereldbeelden uit te dagen. Naast morele kwesties richten zij zich op epistemologie (de leer van het weten of de kennis), logica, wetenschap en rationaliteit. De kern van hun benadering is het blootleggen van de fundamenten van een wereldbeeld en te laten zien dat zonder een transcendente, goddelijke basis, al deze gebieden uiteindelijk subjectief, incoherent of arbitrair zijn.

Conclusie

Het presuppositionalisme heeft als doel om de tegenstrijdigheden in het wereldbeeld van de ongelovige aan het licht te brengen. Dit gebeurt door te laten zien dat de vooronderstellingen van de ongelovige ontoereikend zijn om een coherente verklaring te bieden voor zaken als logica, moraal en kennis. Tegelijkertijd probeert de apologeet te bewijzen dat elke redelijke overtuiging die de ongelovige heeft, alleen te rechtvaardigen is binnen het kader van de christelijke vooronderstellingen. Zonder het christelijk geloof in de drie-enige God als fundament, worden deze overtuigingen inconsistent en onhoudbaar. De presuppositionalistische apologetiek stelt daarom dat alleen het christelijke wereldbeeld een solide basis biedt voor kennis en moraal.

De presuppositionalistische apologetiek stelt dat alleen het christelijke wereldbeeld een solide basis biedt voor kennis en moraal / Bron: Freepik

Reacties en ervaringen

Hieronder kun je reageren op dit artikel. Wij stellen reacties zeer op prijs. Reacties worden niet automatisch (direct) gepubliceerd. Dit gebeurt nadat ze door de redactie gelezen zijn. Dit om ‘spam’ of anderszins ongewenste c.q. ongepaste reacties eruit te filteren. Daar kunnen soms enige uren overheen gaan.