Last Updated on 3 mei 2025 by M.G. Sulman
Wie spreekt met gezag namens God? Die vraag is allesbepalend — want niet iedere stem die zich op openbaring beroept, spreekt werkelijk uit de hemel. In dit artikel leggen we het leven, de leer en de openbaringsclaim van Mohammed langs de meetlat van de Bijbel, die wij als ultieme norm voor waarheid erkennen (2 Tim. 3:16). Dat is geen onverschillige vergelijking, maar een serieuze toetsing, voortkomend uit liefde tot de waarheid en bewogenheid met hen die dwaallicht voor licht aanzien. Want als de Schrift waar is — en dat is zij — dan móét iedere profetische claim daarop worden beoordeeld. In dat licht komt onvermijdelijk de vraag op: wie spreekt werkelijk namens God — Mohammed of Jezus Christus? En: hoe onderscheiden we de stem van de goede Herder van die van een vreemde (Joh. 10:5)?

Inhoud
- 1 De bron van openbaring
- 2 Wie is God?
- 3 De mens in het licht van de Schepper
- 4 Wie is Jezus Christus?
- 5 De natuur van zonde en verlossing
- 6 De profeet als moreel voorbeeld
- 7 De geestelijke strijd
- 8 Epistemologie en autoriteit
- 9 De plaats van Israël
- 10 Toekomstverwachting en oordeel
- 11 Het Woord als zwaard
- 12 Reacties en ervaringen
De bron van openbaring
Gods stem in het licht of een fluistering in de duisternis?
Het christelijk geloof staat of valt met één fundamentele claim: God spreekt. Niet als een innerlijk gevoel. Niet als een vaag gefluister in een grot. Maar als de levende God die Zichzelf bekendmaakt aan de wereld, helder, historisch en hoorbaar. De Bijbel noemt dat openbaring: God die Zichzelf zichtbaar en verstaanbaar maakt. “In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God… en het Woord is vlees geworden” (Joh. 1:1,14). Dat is concreet, belichaamd, toetsbaar. God spreekt niet om mensen in het duister te laten, maar juist om hen het licht te geven van de kennis van Zijn heerlijkheid (2 Kor. 4:6).
Zet dat nu naast het begin van de islam: een man, alleen, in een grot. De nacht is gevallen boven Mekka. Mohammed zit in meditatie, wanneer plots een stem klinkt — niemand is erbij. Geen getuigen. Geen schrift. Geen profeet vóór hem die dit aangekondigd heeft. Geen controleerbare bevestiging. Alleen een onzichtbare gestalte (volgens de overlevering de engel Gabriël) die hem opdraagt te “lezen”, terwijl hij niet kan lezen. Zelfs Mohammed zelf twijfelt eerst of hij bezeten is. Hij vlucht in paniek naar huis. Zijn vrouw Khadija stelt hem gerust. Zo begint de islamitische openbaring. Niet in het publieke domein, maar in een verborgen moment, afhankelijk van één mens.
Is dat hoe God spreekt?
Volgens de Bijbel niet. De God van Abraham, Isaäk en Jakob spreekt tot Zijn volk — openlijk, publiek, herhaalbaar. Toen Hij op de Sinaï verscheen, beefde de berg en hoorde heel Israël Zijn stem. Toen Jezus onderwees, deed Hij dat in de synagoge, in de tempel, openlijk (Joh. 18:20). Paulus roept de koningen en filosofen van zijn tijd op om zijn woorden te toetsen — “want dit is niet in een uithoek geschied” (Hand. 26:26). Bijbelse openbaring is nooit een geheime download, maar een openbaar communiqué van de Koning der koningen.
De islamitische openbaring daarentegen is privé, ontoetsbaar, en verschijnt bovendien pas zes eeuwen na Christus — zonder enige waarschuwing, zonder theologische aansluiting, zonder lijn met Gods eerdere spreken. De Bijbel heeft 1500 jaar geschiedenis, tientallen auteurs, honderden gebeurtenissen, duizenden kruisverwijzingen — en alles past in het ene grote verhaal van schepping, zondeval, verlossing en voltooiing. De Koran verschijnt abrupt, zonder voorbereiding, als een soort hemelse erratum bij een zogenaamd misbegrepen voorgaand verhaal.
Van bevestiging naar beschuldiging
En het blijft niet bij een ‘aanvulling’. De Koran beschuldigt Joden en Christenen herhaaldelijk van het verdraaien van Gods Woord. “Zij verdraaien het Woord nadat het tot hen is gekomen” (Soera 2:75). “Zij schrijven het boek met hun eigen handen en zeggen: ‘Dit komt van Allah’” (Soera 2:79). Daarmee suggereert Mohammed dat zijn boodschap niet alleen aanvullend is, maar ook corrigerend — een soort goddelijke Nachbesserung (herstelwerk). De implicatie is glashelder: de openbaring vóór hem is zó vervormd dat er iets nieuws moest komen om haar te vervangen of te zuiveren.
Maar dat wringt met wat de Koran elders stelt. Want op verschillende plekken erkent Mohammed juist het gezag van de eerdere boeken. Zo staat er in Soera 5:46–47 dat Jezus het Evangelie heeft ontvangen, en dat de mensen van het Evangelie moeten oordelen naar wat Allah daarin heeft neergezonden. Ook in Soera 10:94 wordt Mohammed aangespoord om — bij twijfel — degenen te raadplegen die het Boek vóór hem lazen, wat impliceert dat die Schrift toen nog bekend en gezaghebbend was.
Die dubbele houding roept een fundamentele vraag op: is de Bijbel betrouwbaar of niet? Mohammed gebruikt haar als autoriteit en wijst haar af. Hij bevestigt haar oorsprong bij Allah, maar beticht haar volgelingen van verdraaiing. Zo ontstaat een systeem dat zichzelf tegelijk onderbouwt en ondergraaft. Dat is niet consistent. En het is zeker niet goddelijk.
Want als de Bijbel werkelijk het Woord van God is — en daar zijn eeuwen van profetische, apostolische en vervulde beloften het levende bewijs van — dan kan dat Woord niet door mensenhanden worden vernietigd. “Mijn Woord blijft tot in eeuwigheid” (Jes. 40:8). God heeft geen correctie nodig. En Hij herstelt Zijn stem niet zes eeuwen later via een man zonder profetische lijn, zonder getuigen, zonder bevestiging in het licht. Óf de Bijbel is waar, óf Mohammed spreekt de waarheid — maar allebei tegelijk kan niet.
De grote vraag
Dus, wie heeft werkelijk gesproken? Was het de HEERE, de God van Israël — Die Zich van Genesis tot Openbaring steeds opnieuw openbaart als de heilige, drie-enige Schepper, Die spreekt via geroepen profeten, zichtbaar handelt in de geschiedenis en Zich uiteindelijk volkomen kenbaar maakt in Zijn Zoon? Of was het een andere stem — een geest die zich voordeed als goddelijk, maar zich kenmerkte door isolatie, geheimzinnigheid, en een boodschap die haaks staat op alles wat daarvoor geopenbaard was?
De Bijbel laat daar geen ruimte voor twijfel: “Beproef de geesten of zij uit God zijn” (1 Joh. 4:1). Het criterium is helder: de Geest die van God komt, belijdt Jezus als de vleesgeworden Zoon van God. De geest die aan Mohammed verscheen deed dat uitdrukkelijk niet — sterker nog: de Koran verwerpt die belijdenis krachtig (vgl. Soera 4:171; 5:72–75). Daarmee is het oordeel helder: deze openbaring komt niet uit de Geest van God.
Wie vertrouwt op het Woord van God, moet erkennen: zo spreekt onze God niet. Wat in de grot van Hira begon — een stem in het donker, zonder getuigen, zonder profetische lijn, zonder bevestiging in de Schrift — past niet bij het patroon van Gods handelen. Het klinkt anders. Het heeft een andere geur. Het draagt een andere geest. Het spreekt niet de taal van het evangelie, maar van verwarring, ontkenning en twijfel. En God is geen God van verwarring, maar van vrede (1 Kor. 14:33).
Daarom is de conclusie onvermijdelijk: dit kan niet van Hem zijn. Niet de HEERE sprak daar — maar een andere stem. En dat is het verschil tussen licht en duisternis. Tussen waarheid en misleiding. Tussen leven en dood.
Wie is God?
Tawhid of Drie-eenheid — over het wezen van God en de echo van afgoderij
In de islam staat één idee als een massieve rots in zee: Allah is één. Niet in de zin van een eenvoudige, onbegrensde eenheid à la Spinoza, maar een tawhid die elke vorm van meervoud in God categorisch afwijst. Geen Zoon. Geen Geest. Geen gemeenschap in het goddelijk Wezen. De Koran is glashelder: “Zeg: Hij is Allah, de Enige. Allah is de Onafhankelijke, van Wie alles afhangt. Hij heeft niet verwekt en is niet verwekt, en niemand is aan Hem gelijk” (Soera 112:1–4). Wat klinkt als zuivere monotheïsme, blijkt bij nadere beschouwing een karikatuur van Gods zelfopenbaring.
Want de Bijbel leert niet dat God “één persoon” is, maar dat Hij één wezen is in drie Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest. Niet drie goden — God verhoede — maar één God die in Zichzelf gemeenschap is. Eeuwige liefde tussen Vader en Zoon, in de Geest. Dat is geen filosofisch trucje, maar het kloppende hart van het evangelie. “In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God” (Joh. 1:1). Niet “gemaakt” door God. Niet “gezonden” als slechts mens. Nee: het Woord wás God — en dat Woord werd vlees (Joh. 1:14).

Een eenheid zonder liefde
De islamitische Allah is absoluut enkelvoudig — en dat heeft gevolgen. Want als Allah een eeuwige, relationele eenheid mist, heeft hij vóór de schepping niemand om lief te hebben. Eeuwige liefde kan alleen bestaan waar er een ander is om lief te hebben. Maar in het islamitische godsbeeld verschijnt Allah als een monade, een gesloten cirkel, solitair, afstandelijk. De Bijbelse God is radicaal anders: liefde is niet iets wat Hij pas leert toen Hij mensen maakte, het is iets wat Hij altijd al was (1 Joh. 4:8). Want de Zoon was bij de Vader, van eeuwigheid, en de Geest is de liefde die hen verbindt. Geen koude almacht, maar eeuwige liefdevolle heerlijkheid, in zichzelf volmaakt.
Men stelle zich voor: een God zonder binnenkant. Zonder gemeenschap. Zonder zelfgave. Een God die alleen is — en dus nooit wezenlijk liefhad, tot Hij mensen schiep. Wat voor god is dat? Niet de God van de Schrift.
Twee stemmen over God
Mohammeds boodschap — hoe krachtig ook gebracht — verdraait het beeld van God tot een gesloten systeem. De Vader verdwijnt uit beeld. De Zoon wordt ontkend. De Geest wordt gereduceerd tot een soort boodschapper. En alles wat naar drie-heid riekt, wordt met kracht verworpen. De Koran stelt zelfs: “Geloof niet dat God drie is… houd op, dat is beter voor u” (vrij weergegeven uit Soera 4:171). Maar let op: hier spreekt niet iemand die met kennis uit de Schriften spreekt. Hij herkent de Drie-eenheid niet in haar ware vorm, maar beschuldigt christenen van “driegoderij” (shirk), iets wat orthodoxe christenen nooit beleden hebben. De karikatuur wordt bestreden, niet de werkelijke leer. Een soort schaduwgevecht.
De ironie? Juist deze radicale afwijzing van Gods zelfopenbaring ís afgoderij. Door de Zoon te ontkennen, ontkent men de Vader. “Wie de Zoon niet heeft, heeft ook de Vader niet” (1 Joh. 2:23). Mohammeds Allah lijkt op God — in de verte, bij mistig weer — maar is het niet. Want als je Christus niet kent, ken je God niet. “Niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:6). Dat is geen mening. Dat is een absolute claim van de Zoon van God Zelf.
Geen luxe, maar noodzaak
Voor veel mensen klinkt de leer van de Drie-eenheid als iets ingewikkelds. Iets voor theologen en kerkvaders. Moeilijk. Misschien overbodig. Maar in werkelijkheid is het precies omgekeerd: de Drie-eenheid is het hart van het evangelie. Zonder Vader is er geen liefdevol plan van redding. Zonder Zoon is er geen Verlosser Die de schuld van zondaren op Zich neemt. Zonder Heilige Geest is er niemand Die harten overtuigt, levend maakt en tot geloof brengt. Haal één Persoon uit de Drie-eenheid weg, en het hele reddingsplan stort in. Dit is geen theologisch luxeprobleem — dit is het fundament. Geen Drie-eenheid, geen verlossing. Zo simpel is het. C’est tout.
En precies daarom is het godsbeeld van Mohammed niet alleen onvolledig — het is misleidend in de kern. Want het begint al bij een verkeerde voorstelling van wie God is: een eenzame, afstandelijke heerser, geen Vader. Geen eeuwige Zoon. Geen persoonlijke Geest. En dus ook: geen kruis, geen vergeving uit genade, geen opstanding, geen intieme gemeenschap met God. Als je begint met een andere god, bouw je een ander geloof. En dan maakt het weinig uit wat je later nog toevoegt — het hele fundament is verkeerd. En een huis op zand zal vallen (Matt. 7:27).
De mens in het licht van de Schepper
Zondaar of verdwaalde? Over de wortel van het probleem
Vraag aan een moslim wie de mens is, en je krijgt vaak een redelijk optimistisch antwoord: een schepsel van Allah, geboren in een toestand van fitrah — een soort morele en spirituele onschuld, een neiging tot het goede. Natuurlijk maakt de mens fouten, zeggen ze. Hij vergeet. Hij zondigt. Maar diep vanbinnen is hij goed, of op z’n minst neutraal. Wat hij nodig heeft, is leiding. Instructie. Wet. Correctie. Geen kruis. Geen bloed. Zeker geen plaatsvervanger.
Het contrast met de Bijbel kan nauwelijks groter zijn.
Volgens Gods Woord is de mens niet geboren als neutrale zoeker of spontane aanbidder, maar als opstandige, als geestelijk dode, als vijand van God. “Er is niemand die verstandig is, niemand die God zoekt. Allen zijn zij afgeweken… er is niemand die goeddoet, zelfs niet één” (Romeinen 3:11–12). Niet één. Geen uitzondering. Geen nuance. In Adam zijn we allemaal gevallen, gebroken, verhard — en bovenal: schuldig.
Geen handleiding, maar een Redder
De islam ziet de mens vooral als iemand die een handleiding nodig heeft. God is daarboven, de mens is hierbeneden, en de brug daartussen bestaat uit geboden en rituelen. Bidden. Vasten. Aalmoezen geven. Volg de profeet. Misschien weegt het goede dan zwaarder dan het slechte. Maar de Bijbel laat een ander plaatje zien: de mens heeft geen handleiding nodig, maar een Redder. Hij verdrinkt niet langzaam — hij ligt al dood op de bodem. “U was dood in overtredingen en zonden” (Efeze 2:1). Geen geestelijke EHBO dus, maar opstanding. Nieuw leven. Genade. En die komt niet van binnenuit, maar van buitenaf.
De tragiek van de ‘neutrale’ mens
De islamitische antropologie is misschien flatterend — en dat is juist het gevaar. Ze maakt de mens groter dan hij is en de zonde kleiner dan zij is. Daardoor klinkt verlossing als luxe, niet als noodzaak. Kruisiging wordt overbodig. Genade verwordt tot hulp bij zelfverbetering. Maar dat is de smalle weg niet. Dat is een andere weg. Breder. Menselijker misschien. Maar hij leidt, zegt Jezus, tot het verderf (Matt. 7:13).
Als de mens zichzelf kan redden — al is het maar voor 1% — dan is het evangelie een onnodige uitgave. Waarom zou Christus sterven, als een profeet met wat regels ook volstaat? “Ik doe de genade van God niet teniet; want indien er door de wet gerechtigheid is, dan is Christus tevergeefs gestorven” (Galaten 2:21). Voilà. De essentie.
Schuld versus schaamte
Nog iets. De islam benadert de menselijke misstap vaak in termen van schaamte, niet schuld. Het probleem is dat men faalt tegenover Allahs eer, niet dat men objectief schuldig staat tegenover Zijn wet. Maar in de Schrift is zonde niet alleen pijnlijk of beschamend — ze is misdadig. Een morele overtreding tegen de heiligheid van een rechtvaardige God. Geen cultuurkwestie. Geen menselijke zwakte. Maar rebellie. Denk aan David, die na zijn overspel en moord zegt: “Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd” (Psalm 51:6). Dat is geen oppervlakkige sorry, maar diepe schuldbelijdenis.
De mens is niet ziek, hij is dood
De kern? In de islam is de mens ziek, maar niet terminaal. Zondig, maar niet hopeloos. Verdwaald, maar nog steeds in staat het pad te vinden — als hij de juiste profeet volgt. Maar de Bijbel is eerlijker. Pijnlijker. En juist daarom hoopvoller. Want wie zijn dood erkent, ziet pas de glorie van de Opstanding. Wie weet dat hij niets kan bijdragen, buigt voor de Gekruisigde.
Calvijn zei het al: “Zolang de mens niet ziet hoe ellendig hij is, zal hij geen oog hebben voor Christus.” Mohammeds antropologie schuift die ellende onder het tapijt. Maar God tilt juist dat tapijt op — en laat zien wat daaronder ligt. En dan zegt Hij: “Kom tot Mij, jullie die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven” (Matt. 11:28). Niet: “Loop iets harder.” Maar: “Kom tot Mij.”

Wie is Jezus Christus?
Zoon van God of slechts profeet? Over een breuklijn die alles bepaalt
De naam ‘Jezus’ roept in beide religies eerbied op. Moslims noemen Hem met respect Isa ibn Maryam — Jezus, zoon van Maria. Ze beschouwen Hem als een groot profeet, wonderdoener, zelfs als geboren uit een maagd. Geen mens van niets dus. En toch: niet de Zoon van God. Niet gekruisigd. Niet opgestaan. Niet de Redder der wereld. Wat overblijft, is een krachtig moreel voorbeeld met een indrukwekkende roeping — maar geen goddelijke status. Mohammed maakt dat pijnlijk expliciet: “Zeg niet: ‘Drie.’ Houd op — dat is beter voor jullie. Voorwaar, Allah is één God. Geprezen zij Hij — dat Hij een zoon zou hebben!” (Soera 4:171, parafrase). De islam tolereert een menselijke Jezus. Maar zodra Hij op goddelijkheid aanspraak maakt, valt het doek.
Toch is dat precies wat Jezus in de Bijbel wél doet. Niet versluierd, niet tussen de regels door, maar frontaal, publiekelijk, met gevaar voor eigen leven. “Eer Ik was, ben Ik” (Joh. 8:58). “Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien” (Joh. 14:9). “Ik en de Vader zijn één” (Joh. 10:30). Zijn Joodse toehoorders begrijpen Hem perfect — ze pakken stenen op. Want, zeggen ze: “U bent een mens en maakt Uzelf tot God” (Joh. 10:33). Precies dat. Dat is geen misverstand. Dat is het claimen van goddelijke identiteit.
Een zachtmoedige ketter of de vleesgeworden God?
Wie Jezus terugbrengt tot slechts een profeet — zoals de islam doet — laat geen ruimte voor wie Hij werkelijk is. Want dan is Hij óf een godslasterlijke oplichter, óf iemand die volledig buiten de werkelijkheid stond. Jezus accepteerde namelijk aanbidding (Matt. 14:33), vergaf zonden op eigen gezag (Mark. 2:5), sprak als de volmaakte Wetgever (“Maar Ík zeg u…”, Matt. 5), en kondigde aan dat Hij op de laatste dag de wereld zal oordelen (Matt. 25). Zulke uitspraken laat je niet ongemerkt passeren. Geen enkel mens met gezond verstand, en een zuiver godsbesef, zegt zulke dingen — tenzij ze waar zijn.
Dat is precies het punt dat C.S. Lewis ooit messcherp verwoordde:
“Je moet een keuze maken. Of deze man was, en is, de Zoon van God — of hij was een gek — of nog erger.”
Met andere woorden: Jezus was óf de Waarheid in eigen persoon, óf een bedrieger, óf een waanzinnige. Maar een moreel voorbeeld, een bewonderenswaardige profeet zonder goddelijke status, kan Hij niet zijn. En dus is het islamitische beeld van Jezus niet alleen onvolledig — het is logisch onhoudbaar. Als Mohammed Jezus werkelijk serieus had genomen, had hij Hem niet tot profeet kunnen reduceren. Maar dat deed hij wel. En daarmee bracht hij een andere Jezus — “niet die wij gepredikt hebben” (2 Kor. 11:4).

De islam zegt: hij is niet gekruisigd
De grootste kloof ligt bij het kruis. Soera 4:157 stelt dat Jezus niet gekruisigd werd, maar dat het zo leek voor hen. Sommigen zeggen dat Judas werd vervangen. Anderen: dat Jezus opgenomen werd voordat Hij stierf. Hoe dan ook: de islam verwerpt het kruis. En dus ook de opstanding. De kern van het evangelie — dat Christus gestorven is voor onze zonden, begraven is, en op de derde dag is opgewekt (1 Kor. 15:3-4) — wordt ontkend. Wat overblijft, is een geloof zonder verzoening, een Jezus zonder offer, een God zonder genade.
Maar als Jezus niet gekruisigd is, is er geen plaatsvervanging. Geen rechtvaardiging. Geen vrede met God. Dan zijn we, zoals Paulus zegt, nog in onze zonden (1 Kor. 15:17). Geen wonder dat de apostel zulke bewoordingen gebruikt voor wie een andere Jezus brengt: “Laat hij vervloekt zijn” (Gal. 1:8). Dat klinkt hard. Maar als het kruis valt, valt alles. Zonder het bloed is er geen vergeving (Hebr. 9:22). Punt uit.
De Zoon is het scharnier
De islam accepteert een Jezus die wonderen doet, de doden opwekt, uit een maagd geboren wordt — dat alles kan blijkbaar. Maar zodra Hij de Zoon genoemd wordt, slaat de deur dicht. Waarom? Omdat een god die per definitie ongenaakbaar, onaantastbaar en onpersoonlijk is — zoals Allah — nooit vlees zou worden. God met ons past niet in een systeem waar God ver boven ons staat. Maar dat is precies het evangelie. Geen God op afstand, maar God in de kribbe. In het vlees. Aan het kruis.
Dat is geen filosofisch detail. Dat is de scharnier. “Wie de Zoon heeft, heeft het leven. Wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet” (1 Joh. 5:12). Geen diplomatie. Geen grijs gebied. Dit is zwart-wit.
Kiezen tussen twee Jezus-beelden
Er bestaan geen neutrale posities. Of Jezus is wie Hij zegt dat Hij is — Zoon van God, Redder, Heiland — of Hij is het niet. Mohammed koos voor het tweede. De Koran maakt dat duidelijk. Maar die keuze heeft consequenties. Als Jezus niet God is, dan zijn Zijn woorden blasfemie, Zijn kruis zinloos, en onze hoop ijdel. Maar als Hij wél God is, dan is elke andere stem, hoe vroom ook, een dwaalleer. Er is onder de hemel geen andere Naam gegeven waardoor wij moeten worden gered (Hand. 4:12).
Of zoals Augustinus het formuleerde: “Hij is niet één van velen; Hij is de Enige.” Christus is niet optioneel. Hij is alles — of niets.
De natuur van zonde en verlossing
Bloed of balans? Over recht, genade en de vraag wie betaalt
Zonde. Het is een woord dat we vandaag zelden horen buiten de kerkdeuren. In het spraakgebruik van nu is ‘zonde’ vaak gereduceerd tot iets onschuldigs of nostalgisch — een woord voor overdaad bij het eten, niet voor schuld tegenover een heilig God. In de islam is het vooral een kwestie van balans. De zondaar weegt zijn daden: het goede tegen het kwade, gehoorzaamheid tegenover misstappen. En wie hoopt dat zijn ḥasanāt (goede daden) zwaarder wegen dan zijn sayyi’āt, maakt kans op genade — mits Allah dat wil. Want vergeving is mogelijk, maar nooit zeker. Zelfs Mohammed was daar volgens de overlevering niet van verzekerd: “Ik weet niet wat Allah met mij zal doen, noch met u” (Soera 46:9).
Er is dus geen vast fundament, geen Borg, geen zekerheid van aanvaarding. Er is geen offer. Geen kruis. Geen Lam. Enkel hoop op barmhartigheid — en veel bidden.
De Bijbel begint ergens anders. Die zegt: de zonde is dodelijk. Ze is geen kras op de lak, maar een barst in het fundament. Een opstand tegen de Koning, een schuld die betaald moet worden. “De ziel die zondigt, die zal sterven” (Ezechiël 18:4). Niet misschien. Niet als Allah geen zin heeft. Nee: zonde brengt schuld, en schuld eist recht. En recht vereist genoegdoening.
Geen goedkoop gebaar
In de islam is berouw voldoende. Je vraagt vergiffenis, doet goede werken, toont oprechtheid. En Allah, als Hij wil, vergeeft. Maar dat maakt van zonde een lichte zaak. Iets wat met woorden op te lossen is. Maar de Bijbel maakt duidelijk: vergeving kost bloed. “Zonder bloedstorting vindt er geen vergeving plaats” (Hebreeën 9:22). Waarom? Omdat God heilig is. Zijn recht is geen formaliteit. Hij laat de schuldige niet vrijuit gaan (Exodus 34:7). Als Hij dat wél deed, zou Hij niet goed zijn, maar corrupt.
Vergiffenis is dus niet een kwestie van “het is goed zo”, maar van betaling. De vraag is: wie betaalt? De zondaar zelf — of een Ander?
Het Lam dat geslacht werd
Hier verschijnt het kruis als het vlammende middelpunt van Gods recht en genade. Niet door menselijke verdienste, maar door plaatsvervanging. “Hij Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem” (2 Kor. 5:21). Jezus sterft niet als martelaar. Hij hangt niet toevallig aan het hout. Hij is het Lam van God dat de zonde der wereld wegneemt (Joh. 1:29). Geen beeldspraak. Geen poëzie. Theologische realiteit. Een schuld die weegt. Een offer dat draagt.
De islam zegt: ieder staat voor zijn eigen daden. De Bijbel zegt: de Zondeloze staat in de plaats van de schuldige. Dat is geen onrecht. Dat is pure genade — die tegelijk het recht eerbiedigt.
De balans is geen redding
Het islamitische systeem is overzichtelijk: vijf zuilen, duidelijke geboden, dagelijkse gebeden. Maar onder dat strakke kader ligt een existentiële onzekerheid. Want hoeveel is genoeg? Hoe weet je of je balans positief uitslaat? Je weet het niet. En Allah? Die vergeeft wie Hij wil, en straft wie Hij wil. In de Koran (Soera 7:8–9) lezen we: “Zij van wie de weegschaal zwaar is — zij zijn de geslaagden. Maar zij van wie de weegschaal licht is — zij zijn degenen die hun ziel verloren hebben.” Maar het blijft gokken.
De Bijbel biedt geen onzekerheid, geen weegschaal, geen giswerk. Ze biedt vaste grond — niet in jezelf, maar in Hem. “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Heere Jezus Christus” (Romeinen 5:1). Geen balans die jouw lot bepaalt, maar een Borg die jouw plaats innam. Geen weegschaal, maar een kruis — en daarop bloed in plaats van twijfel.
Kruis of klimmuur
Samengevat: in de islam klim je naar God — met gebeden, goede werken en gehoorzaamheid — in de hoop dat je hoog genoeg komt. Misschien haal je het. Misschien niet. Maar de Bijbel zegt: God kwam naar beneden. Niet omdat jij omhoog kon, maar omdat je het nooit zou halen. En dus kwam Christus, in ons vlees, onder onze schuld, tot aan de dood. God laat Zijn liefde zien, daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren (Rom. 5:8).
Daarmee staat of valt alles. Een religie die het kruis afwijst, hoe vroom ook, mist het hart van Gods heilsplan. Zonder offer geen vergeving. Zonder bloed geen vrede. Zonder Christus geen redding. Punt. Of beter gezegd: Amen.
De profeet als moreel voorbeeld
Mohammed versus Christus – een leven op het spel
In de islam is Mohammed niet zomaar een boodschapper. Hij is al-uswa al-hasana — het “goede voorbeeld” (Soera 33:21). Wie wil weten hoe hij moet leven, kijkt naar hem. Zijn daden zijn richtinggevend. Zijn keuzes zijn normatief. Zijn karakter is model. Voor de moslim is de profeet boven alle kritiek verheven. Onfeilbaar in leer en praktijk. Zijn fouten? Die worden in islamitische theologie ofwel weggemoffeld, ofwel verklaard als ‘wijze bedoelingen’ die ons verstand slechts (nog) niet vatten.
Maar de Bijbel stelt een andere maatstaf. Een hogere. Niet menselijke bewondering, maar goddelijke heiligheid. Niet charisma, maar karakter. Niet macht, maar zelfopoffering. Het ultieme voorbeeld is niet Mohammed, maar Christus. En Zijn meetlat is scherp: “Wees heilig, want Ik ben heilig” (1 Petr. 1:16). Niet alleen woorden tellen, maar daden. Niet alleen daden, maar ook motieven. God kijkt het hart in.
Een profeet die vecht…
Laten we eerlijk kijken. Mohammed was een leider, zeker. Een invloedrijke figuur. Maar ook een krijgsheer. Hij voerde veldslagen, beval executies, plande wraakacties. In de slag bij Badr (624) werd buit verdeeld, gevangen vijanden gedood. In Medina liet hij de mannen van de joodse stam Banu Qurayza — zo’n 600–900 — onthoofden, na een conflict over loyaliteit. Dat staat in de islamitische overlevering zelf (Sirat Rasul Allah van Ibn Ishaq). Was het strategisch slim? Misschien. Maar moreel voorbeeldig? Naar bijbelse maatstaven allerminst.
Daarnaast: Mohammed had meerdere vrouwen — sommigen zeggen elf, anderen tellen hoger. Onder hen was Aisha, met wie hij volgens de hadith trouwde toen ze zes was, en het huwelijk op negenjarige leeftijd werd geconsumeerd (Sahih al-Bukhari, 5133). Islamitische geleerden verdedigen dit als ‘normaal voor die tijd’. Misschien. Maar het blijft schuren. En wat doet het met je geweten, als dit het hoogste morele voorbeeld is?

…en een Heiland die lijdt
En dan Christus. Geen leger. Geen vrouw. Geen geweld. Geen wraak. Hij weende over Zijn vijanden. Liet zich bespotten, bespuwen, kruisigen. Bad voor Zijn moordenaars. “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen” (Luk. 23:34). Geen enkele onzuivere daad. Geen bijbedoeling. Geen politieke spelletjes. Geen drang naar macht. Pilatus kon niets tegen Hem vinden. Judas, die Hem verried, zei: “Ik heb onschuldig bloed verraden” (Matt. 27:4). Zelfs de Romeinse centurio erkende: “Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon” (Mark. 15:39).
Christus dreef geen mensen tot angst, maar trok ze met zachtmoedigheid. Hij zocht geen eer, maar diende. Hij raakte melaatsen aan, genas blinden, vergaf hoeren en tollenaars. En Hij was volmaakt. “Hij die geen zonde gedaan heeft” (1 Petr. 2:22). Zelfs Zijn vijanden konden geen beschuldiging hardmaken. Wie kan dat navolgen?
Karakter is niet cultuurgebonden
Sommigen zeggen: “Je kunt Mohammed niet meten met hedendaagse morele maatstaven.” Maar dat is de kwestie niet. De maatstaf is niet moderniteit, maar de heiligheid van God. En die verandert niet. Goed is goed, kwaad is kwaad — in elk tijdvak. Overspel was zonde in Genesis, moord was verkeerd bij Kaïn, en afgoderij werd al vóór de Sinaï veroordeeld. Dus nee, we meten Mohammed niet met onze cultuur, maar met Gods eeuwige norm. En daarin houdt hij geen stand.
Een andere geest, een andere vrucht
Paulus schrijft: “De vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing” (Gal. 5:22–23). Is dat de geest die spreekt door het leven van Mohammed? De vrucht is immers de toetssteen. Aan hun vruchten zult u hen kennen (Matt. 7:16). Niet aan hun woorden, hun claims, hun status — maar aan het spoor dat ze nalaten.
Bij Christus zien we een spoor van leven, van genezing, van herstel. Bij Mohammed — hoe goedbedoeld zijn intenties mogelijk ook waren — blijft er bloed, verdeeldheid, polygamie en machtsconsolidatie achter. De vergelijking is niet moeilijk. Ze is onthutsend.
Wie volgen we — en waarom?
De ware profeet van God is niet iemand die zijn vijanden overwint, maar die de zonde overwint. Niet iemand die zijn naam groot maakt, maar Gods naam heiligt. Niet iemand die vrouwen verzamelt, maar zichzelf geeft als Bruidegom voor zijn ene bruid — de gemeente.
Mohammed is groots in de ogen van velen. Maar in het licht van Christus verbleekt elk mens. Want Christus kwam niet om te nemen, maar om te geven. Niet om te heersen, maar om te dienen. Niet om zijn vijanden te doden, maar om voor hen te sterven.
Wie een ander evangelie brengt, zij vervloekt. En wie een andere Christus brengt, is verloren. Maar wie Hem kent, die zachtmoedige en nederige, die lijdende Knecht en opgestane Koning — die vindt alles.
De geestelijke strijd
Twee rijken, twee geesten — wat is de bron van de stem die spreekt?
Er zijn maar twee rijken. Paulus noemt ze het rijk van het licht en dat van de duisternis (Kol. 1:13). Johannes spreekt van de Geest der waarheid en de geest van de dwaling (1 Joh. 4:6). Jezus zelf stelt het zonder omwegen: “Wie niet met Mij is, die is tegen Mij” (Matt. 12:30). Geen neutraal terrein. Geen grijs gebied. Wat geestelijk klinkt, is nog niet goddelijk. Wat religieus oogt, is niet per se uit de hemel. En wat uit de hemel komt, herkent men aan één zaak: het belijdt Jezus Christus, gekomen in het vlees, als Zoon van God.
De Koran doet dat niet. Sterker nog: het ontkent het categorisch. “Zeg niet: Drie… Allah heeft geen zoon.” (Soera 4:171) “Christus, de zoon van Maria, was slechts een boodschapper.” (Soera 5:75) “Zij lasteren, die zeggen: Allah is Christus, de zoon van Maria.” (Soera 5:17) Let op: het is niet neutraal — het is frontaal. Het verwerpt wat de Geest van God juist verkondigt. En dus moeten we vragen: welke geest spreekt hier dan wel?
Een andere geest…
Het begin van de islamitische openbaring is al reden tot argwaan. Een stem in de nacht. Een beklemmende, beangstigende ontmoeting. Mohammed is in shock, denkt eerst dat hij bezeten is — en wordt pas gerustgesteld door zijn vrouw. Geen profeet, geen engel uit het licht, geen bevestiging door getuigen of eerdere openbaring. Wat klinkt als een roeping, ruikt bij nadere inspectie naar een geestelijke indringing van een andere orde.
De Bijbel is duidelijk: “Satan zelf doet zich voor als een engel van het licht” (2 Kor. 11:14). Niet alles wat bovennatuurlijk is, is goddelijk. De duivel citeerde zelf de Schrift in de woestijn.1De duivel kent de Bijbel, maar gebruikt haar verdraaid — zoals in de woestijn, waar hij Jezus verzocht met letterlijk geciteerde Schriftteksten (Matt. 4:6). Hij gebruikte Gods Woord, maar niet in gehoorzaamheid — hij citeerde om te misleiden, niet om te eren. Hij kent religie. Hij weet wat vroom klinkt. Maar zijn doel is altijd hetzelfde: Christus loochenen, het kruis ontwijken, de waarheid verdraaien. Is het toeval dat de islam exact dat doet? Geen Zoon. Geen kruis. Geen verzoening. Geen opstanding. De hoofdthema’s van het evangelie worden verworpen — of vervangen.
De toetssteen: belijdt deze geest Jezus?
Johannes maakt het toetsbaar: “Hieraan kent u de Geest van God: iedere geest die Jezus Christus als in het vlees gekomen belijdt, is uit God. En iedere geest die Jezus niet als in het vlees gekomen belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist.” (1 Joh. 4:2–3) Let wel: dit gaat niet over atheïsme. Niet over grove zonde. Maar over een vroom klinkende religie die Jezus ontkent als vleesgeworden Zoon. Johannes noemt dat de geest van de antichrist. Geen kleinigheid. Geen semantisch verschil. Een geestelijke vijand.
De islam faalt op dit punt. Het belijdt Jezus wel als profeet, zelfs als wonderdoener, doch expliciet niet als Zoon. En dus, zegt Johannes, is de bron niet van God. Geen neutrale inspiratie. Geen parallel spoor. Maar een frontale tegenstem, verpakt in religieus jargon.
De vrucht verraadt de wortel
De geest die spreekt, laat ook sporen na. De Geest van Christus brengt zachtmoedigheid, liefde, dienstbaarheid, zuiverheid, zelfverloochening. De geest van de antichrist produceert vaak het tegenovergestelde: overheersing, trots, wetticisme, verharding. Kijk naar de vruchten van beide stelsels, wereldwijd, door de eeuwen heen. Wat zie je? Waar heerst genade? Waar groeit vrijheid? Waar is ware verandering van hart, en niet enkel gedragscorrectie?
Islamitische vroomheid is vaak indrukwekkend aan de buitenkant — gebed, kleding, vasten, discipline — maar is het binnenin ook nieuw leven? Paulus noemt het: “Een schijn van godsvrucht, maar de kracht ervan verloochenend” (2 Tim. 3:5). Christus maakt nieuw van binnenuit. Mohammeds systeem houdt de buitenkant in toom, maar raakt het hart niet. En dat verschil verraadt de geest die erachter schuilt.
Twee koninkrijken, twee stemmen
Uiteindelijk staan we voor een geestelijke werkelijkheid: twee rijken die elkaar niet overlappen. Het Koninkrijk van God is gebouwd op de belijdenis van Jezus als Heer (Matt. 16:16–18). Elk ander systeem — hoe religieus ook — hoort bij het rijk dat tegen Hem opstaat. De islam is niet slechts een andere visie op God, maar een systeem dat het hart van het evangelie ondermijnt. Geen offer. Geen verzoening. Geen Zoon. Geen Geest. Geen wedergeboorte. Dat is geen onschuldige vergissing. Dat is vijandschap.
En dus zegt de apostel: “De wapens van onze strijd zijn niet vleselijk, maar krachtig door God tot afbraak van bolwerken.” (2 Kor. 10:4) Het is een strijd — niet tegen mensen, maar tegen leugens, systemen, machten. Niet met zwaarden, maar met waarheid. En die waarheid heet: Jezus Christus, de gekruisigde, opgestane, komende Koning.
Wie een andere geest volgt, mist het leven. Maar wie de Geest van God kent, hoort de stem van de Goede Herder — en volgt Hem.
Epistemologie en autoriteit
Hoe weten we wat waar is? — Openbaring als fundament of cirkelredenering
Iedere religie doet uiteindelijk een claim op de waarheid. “Dit is van God.” “Dat is geopenbaard.” “Dit moet je geloven.” Maar onder die claims ligt altijd een diepere vraag: hoe weet je dat? Wat maakt een uitspraak waar, en een andere vals? Wat is je ultieme bron van autoriteit?
Voor de christen is dat helder en onveranderlijk: het Woord van God. Niet het menselijke gevoel. Niet de traditie. Niet een moment van innerlijke verlichting in een grot. Maar de openbaring van God — geademd, geschreven, bewaard, en zelfgetuigend. “Uw woord is de waarheid” (Joh. 17:17). En nog fundamenteler: de Schrift is niet alleen waar, ze is ook het criterium waarmee wij al het andere toetsen. Alles. Zelfs de eigen gedachten. Zelfs religieuze stemmen. Zelfs engelen uit de hemel (Gal. 1:8). Want het Woord van God staat boven alles — ook boven persoonlijke ervaringen.

De islamitische cirkel
Maar hoe werkt dat in de islam? Vraag een moslim waarom hij de Koran gelooft, en vaak krijg je dit antwoord: “Omdat het Gods Woord is.” En waarom geloof je dat Mohammed een profeet is? “Omdat de Koran dat zegt.” En waarom vertrouw je de Koran? “Omdat die van Allah komt, geopenbaard aan Mohammed.” En daar zit je: de kring is rond.
Het islamitisch kennisfundament is uiteindelijk zelfverwijzend, maar zonder objectieve bevestiging. Er is geen externe toetsing, geen profetische lijn die Mohammed aankondigt, geen historisch bewijs dat de openbaring van de Koran boven menselijke oorsprong uitstijgt. Zijn gezag komt voort uit zijn eigen claim. Dat is epistemologisch gesproken zwak. Het is alsof je een cheque uitschrijft en de enige garantie op de echtheid ervan je eigen handtekening is.
De Bijbel daarentegen is zelfverwijzend én zelf-authenticerend, maar op een totaal andere manier. Ze claimt niet alleen goddelijke oorsprong, ze bewijst die ook — door de kracht van de Geest, door profetische consistentie, door historische vervulling, door morele majesteit, en bovenal: door de onvermijdelijkheid van haar waarheid in het menselijk denken. In uw licht zien wij het licht (Psalm 36:10).
Iedereen werkt met vooronderstellingen
Sommigen zeggen: “Dat is toch ook gewoon een cirkel? Jij gelooft de Bijbel omdat de Bijbel zegt dat zij Gods Woord is.” Zeker. Maar het verschil zit in de aard van de cirkel. Elke ultieme autoriteit is per definitie zelfverwijzend. Je kunt het hoogste gezag niet toetsen aan iets dat nog hoger is — want dan was dat hogere je echte gezag. Dus de vraag is niet: wie heeft geen cirkel? Maar: welke cirkel kan zichzelf dragen?
De Bijbel kan dat. Waarom? Omdat zij niet zomaar religieuze inspiratie biedt, maar het geopenbaarde Woord is van de levende God — de God die spreekt, schept, oordeelt en redt. Alleen de Schrift biedt een fundament dat zowel objectief waar is als subjectief zekerheid geeft: ze spreekt met goddelijk gezag én wordt door de Heilige Geest bevestigd in het hart van de gelovige. Ze is niet afhankelijk van menselijke instemming, maar draagt haar gezag in zichzelf (self-authenticating).
Daarom is het christendom ook het enige wereldbeeld dat een stabiele basis biedt voor denken, moraal en betekenis. Alleen vanuit de Schrift kunnen we logisch denken rechtvaardigen, universele ethiek verantwoorden, en waarheid überhaupt als absoluut erkennen. Alles wat we over goed, kwaad, schuld, gerechtigheid of hoop zeggen, staat of valt met openbaring. De Bijbel geeft die — helder, toetsbaar en in lijn met Gods handelen door de geschiedenis heen.
De islam daarentegen spreekt wél over moraal en waarheid, maar mist het fundament dat haar claims kan dragen. Ze stelt morele regels, maar zonder een consistente basis voor universele ethiek. Ze noemt de waarheid, maar zonder een toetsbare openbaring die eraan voorafgaat. Alles rust uiteindelijk op één man: Mohammed. Geen voorafgaande aankondiging. Geen getuigen bij zijn eerste openbaring. Geen bovennatuurlijke bevestiging zoals in de profetische lijn van Israël. Slechts zijn woord — en een boek dat zichzelf legitimeert, zonder externe verankering. Het is, hoe religieus het ook klinkt, geloof zonder fundament, zonder toetsing, zonder Borg.
↪ Verder lezen: Leent de islam van het christendom?
Op het eerste gezicht lijken islam en christendom opvallend veel op elkaar: beide spreken over één God, over openbaring, waarheid, moraal en het leven na de dood. Maar wie dieper kijkt, ontdekt dat veel kernideeën van de islam — zoals logica, universele ethiek en menselijke waardigheid — rusten op fundamenten die ze zelf niet kan verklaren. Zonder het te beseffen leent de islam telkens weer van het christelijke wereldbeeld: wanneer ze spreekt over goed en kwaad, wanneer ze vertrouwen stelt in rationele orde, of wanneer ze bidt tot een God die tegelijk rechtvaardig én vergevend zou moeten zijn. Lees het volledige artikel:
👉 Wat de islam leent van het christendom – een verborgen afhankelijkheid
De noodzakelijke openbaring
De reformatorische traditie stelt het scherp: ware kennis van God is onmogelijk zonder Zijn Zelfopenbaring. Niet als aanvulling, maar als voorwaarde. De mens is geen neutrale zoeker die met zijn verstand tot God opklimt. Hij is geestelijk blind — tenzij God licht schenkt. Vandaar dat Calvijn sprak van de Schrift als “de bril waardoor wij God pas scherp zien.” Zonder die bril zie je vormen, schimmen, misschien een godsidee — maar nooit de waarheid.
En hier botst het wereldbeeld van de islam met het christelijk geloof op het diepste niveau. De islam erkent openbaring, ja — maar niet als noodzakelijke voorwaarde. Ze gaat uit van de redelijkheid van de mens, zijn aangeboren fitrah, zijn vermogen om met wat hulp de waarheid te herkennen. Maar de Bijbel zegt: dat werkt niet. “De natuurlijke mens begrijpt niet de dingen van de Geest van God, want ze zijn dwaasheid voor hem.” (1 Kor. 2:14)
Weten is buigen
Echte kennis — ware zekerheid — is niet een kwestie van redeneren tot je bij God uitkomt. Het begint bij buigen voor wat God al heeft gesproken. Dat is de epistemologische les van de Schrift: God spreekt eerst. En in dat spreken worden wij verlicht. Geen God die Zich pas aan het eind van onze zoektocht laat kennen, maar een God die Zichzelf a priori openbaart en ons roept tot geloof.
Dat is het grote verschil. Mohammed kwam met een boek dat eist dat je vertrouwt op één man. Christus kwam als het Woord in persoon — met een openbaring die zowel het verstand overtuigt als het hart raakt. En dat is ware kennis. Niet een systeem. Niet een structuur. Maar een Persoon — in wie al de schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn (Kol. 2:3).
De plaats van Israël
Verworpen of verkozen? Over het volk van het verbond en de claim van vervanging
Als je goed kijkt, zie je het overal: in de wereldpolitiek, in de VN, in antisemitische retoriek van straat tot senaat — de plaats van Israël is omstreden. En ook religieus gezien geldt: niets polariseert zo fel als de vraag: heeft Israël nog een unieke rol in Gods plan — of is het vervangen? De islam kiest zonder aarzeling voor het laatste. In de Koran wordt weliswaar erkend dat God tot de Israëlieten gesproken heeft, dat Hij profeten zond en hen boven andere volken verkoos (Soera 2:47), maar die verkiezing is tijdelijk. Voorwaardelijk. En inmiddels verlopen. Volgens islamitisch denken heeft het Joodse volk zijn kans gehad — en verspeeld. De zegen is nu overgegaan op de Ummah, de gemeenschap der moslims.
Maar hier klinkt een gans andere stem dan die van de Schrift. Want volgens de Bijbel is Gods verbond met Israël onherroepelijk. Niet omdat Israël zo trouw is, maar omdat God dat is. “Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk” (Rom. 11:29). Let op: Paulus schrijft dat over etnisch Israël, in een context waar hij Israël niet vergeestelijkt tot ‘de kerk’, maar spreekt over zijn broeders naar het vlees (Rom. 9:3). En dat maakt alle verschil.
Een geschiedenis van verkiezing
Vanaf het begin is Gods weg met de mens een weg via verbond en geslacht. Van Adam naar Noach, van Noach naar Abraham, van Abraham naar Isaäk en Jakob. God kiest — niet op grond van hun daden, maar uit genade. Israël is niet het beste volk, maar het uitgekozen volk. “Niet omdat u talrijker was dan alle volken heeft de HEERE u liefgehad… maar vanwege de eed die Hij uw vaderen gezworen heeft” (Deut. 7:7–8). Dus niet: zij waren waardiger. Maar: God was trouw.
De islam breekt met dat patroon. Mohammed stelt dat Ismaël, niet Isaäk, de ware zoon van de belofte is. Dat de Kaäba, niet de tempelberg, het heilige centrum vormt. Dat Mekka, niet Jeruzalem, het hart van Gods plan is. Het is een fundamentele herschikking van de Bijbelse verhaallijn. En daarmee ook een omkering van het verbond. Israël wordt vervangen door een universele islamitische gemeenschap — zonder genealogie, zonder verbondsstructuur, zonder priesterlijk volk.

De kerk is geen Israël
Sommige christenen gaan hierin (ironisch genoeg) met de islam mee — zij het vanuit een ander motief. In bepaalde theologische tradities wordt Israël ‘geestelijk’ gelezen: de kerk is het nieuwe Israël. De beloften zijn overgegaan op het geestelijk nageslacht van Abraham, de gelovigen uit alle volken. En ja — dat is óók waar. In Christus zijn de heidenen medeerfgenamen geworden (Ef. 3:6). Maar let op: dat sluit het natuurlijke Israël niet uit. Het voegt iets toe, zonder het oorspronkelijke te verwerpen. Paulus is er glashelder over: “Heeft God Zijn volk verstoten? Volstrekt niet!” (Rom. 11:1). Wie Israël wegdenkt, snijdt een hoofdader uit het heilsplan.
Een volk in hardheid — en in hoop
Is Israël dan blind? Ja, voorlopig. Paulus zegt: “Er is gedeeltelijk verharding over Israël gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan” (Rom. 11:25). Het volk is deels verhard — maar niet verworpen. Die verharding is tijdelijk. Functioneel. Oordeelsgericht, maar met het oog op herstel. “En zo zal heel Israël zalig worden” (Rom. 11:26). Het blijft mysterieus. Maar het is geschreven.
De islam heeft geen ruimte voor dat herstel. Israël is niet verhard, maar afgezet. Niet tijdelijk opzijgeschoven, maar definitief vervangen. Niet geduld, maar verworpen. En dat maakt verschil. Want als God Zijn volk kan laten vallen — wat garandeert dan jouw behoud?
De God die trouw blijft
De trouw van God aan Israël is geen randzaak. Het is een spiegel van Zijn trouw aan ons. Als Zijn verbond met Abraham, Isaäk en Jakob nog steeds staat, ondanks afgoderij, ongeloof, ballingschap en verstrooiing — dan is er hoop voor elk afgedwaald hart. En als Hij Zijn volk terugbrengt uit de naties, zoals de profeten voorzegden (Ezech. 36–37; Jes. 11:11–12), dan bewijst Hij daarmee dat Hij doet wat Hij zegt.
En dát is het grote verschil. De God van de Bijbel verbreekt geen verbond. Niet met Israël, en niet met wie in Christus is. De islam gelooft in een God die plannen wijzigt. Die volkeren verwisselt. Die een nieuwe gemeenschap opbouwt omdat de oude faalde. Maar de God van de Schrift zegt: “Ik ben de HEERE, Ik verander niet” (Mal. 3:6).
En daarom bestaat Israël nog. Tegen alle verwachtingen in. Want het is niet hun verhaal. Het is Zijn verhaal. En Hij is nog lang niet klaar.

Toekomstverwachting en oordeel
Twee visioenen van het einde – genadetroon of weegschaal?
Ooit eindigt alles. De geschiedenis is geen oneindige lus, geen reïncarnatielint, geen kosmische cyclus. Nee, ze loopt op een moment af — een Dag die al vaststaat in de hemelkalender van God. “God heeft een dag vastgesteld, waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen door een Man Die Hij daartoe aangesteld heeft” (Hand. 17:31). De Bijbel noemt het de Dag des Heren. Niet een dag van nuance of onderhandeling, maar van openbaring en afrekening. Dan vallen maskers. Dan klinkt de stem die álle stemmen doet verstommen. Dan is het Christus Zelf — de Zoon, de Rechter, de Koning.
De islam kent óók een oordeel. De Yawm ad-Din (Dag van de Vergelding) is een kernbegrip. Ook daar zullen de doden opstaan. Ook daar vindt een scheiding plaats. Maar de grond waarop dat oordeel plaatsvindt verschilt radicaal. Geen Lam. Geen kruis. Geen verzoening. Alleen daden. En hoop dat het goed genoeg was.
Het oordeel in de islam – wegen, wikken, wachten
Volgens de islamitische leer zal Allah op de Laatste Dag ieder mens beoordelen naar zijn werken. Ieders daden worden gewogen op een kosmische weegschaal (mizan). Is je balans positief, dan is de kans groot dat je het paradijs binnenkomt — al blijft het altijd een beetje afwachten, want Allah vergeeft wie Hij wil, en straft wie Hij wil. Er is dus nooit zekerheid. Zelfs Mohammed wist volgens de overlevering niet of hij het paradijs zou halen (Sahih al-Bukhari, 76:474).
In die visie is het oordeel functioneel, maar ook griezelig onpersoonlijk. Er is geen Borg. Geen Advocaat. Geen bloed. De mens verschijnt voor Allah met enkel zijn daden. Zijn hoop is zijn eigen levensloop. En dat maakt het paradijs van de islam ook een beloningssysteem: een plek van lichamelijk genot — tuinen, fonteinen, jonge vrouwen (hoeri’s), overvloedig eten. Schoonheid, jawel. Maar geen gemeenschap met God als Vader. Geen intiem kennen van de Heer. Geen volmaakte aanbidding in heiligheid. Alleen de prijs voor gehoorzaamheid. Of, als je pech hebt, de afgrond.
Het oordeel in de Bijbel – genadig en rechtvaardig tegelijk
Het Bijbelse oordeel is anders. Ja, het is rechtvaardig. Elk woord, elke daad, elke gedachte komt in het licht. “Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden” (2 Kor. 5:10). Geen ontkomen aan. Maar tegelijk is het oordeel gegrond op het Lam. Het grote onderscheid ligt niet in hoe zwaar jouw werken wegen — maar of jouw zonden gedragen zijn door een Ander. Op die dag geldt slechts één vraag: ben je in Christus — of sta je alleen?
Want wie in Christus is, hoort op die dag geen veroordeling meer. “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn” (Rom. 8:1). Geen vrees voor de hel. Geen twijfel. Geen rekensom. Want het oordeel is al gevallen — op Golgotha. En wie daar schuilt, is veilig. Niet op basis van prestaties, maar van geloof. Niet vanwege wat jij deed, maar omdat Hij “het uitriep: Het is volbracht!” (Joh. 19:30)
Twee bestemmingen — en één Weg
Beide religies kennen hemel en hel. Maar hoe je daar komt, en wat je daar aantreft, verschilt als dag en nacht. In de islam is de hemel een beloning, geen bruiloft. In de Bijbel is het een bruiloft van het Lam (Openb. 19:7), een intieme vereniging van Christus en Zijn bruid, de gemeente. Niet vlees, maar Geest. Niet consumptie, maar gemeenschap. Daar is God alles in allen. En de vreugde is niet tijdelijk, maar eeuwig en heilig.
De hel is in beide visies reëel. Maar in de islam is ze iets wat je kunt ontlopen door werken — of geluk. In de Bijbel is ze rechtvaardig, maar ook logisch: wie nu niet met Christus wil leven, zal straks zonder Hem moeten bestaan. En dat is de hel: een eeuwigheid zonder God, zonder licht, zonder hoop. Niet omdat Hij de deur dichtgooit, maar omdat jij weigerde binnen te gaan.
Een oordeel dat liefde ademt
Het is een misverstand om te denken dat het christelijk oordeel koud en hard is. Het is vreselijk, ja — “het is vreselijk te vallen in de handen van de levende God” (Hebr. 10:31). Maar het is ook goed. Want God oordeelt met een hart vol genade. Hij wíl niet dat iemand verloren gaat. Daarom zond Hij Zijn Zoon. Daarom klinkt het evangelie. Daarom wachten we nog op die dag: zodat nog velen zullen horen, geloven en leven. “De HEERE vertraagt de belofte niet… maar Hij heeft geduld met u, omdat Hij niet wil dat enigen verloren gaan” (2 Petr. 3:9).
De islam biedt een oordeel zonder Redder. De Bijbel biedt een Redder die oordeelt — en zichzelf gaf voor Zijn vijanden.
En dus is de grote vraag niet of er een oordeel komt, maar: ben jij gereed? Want aan het einde van de tijden, als de boeken worden geopend, zal slechts één Naam redding bieden. En dat is niet Mohammed. Dat is Jezus Christus — de Alfa en de Omega, de Eerste en de Laatste, de Levende, Die was en is en komt. Zie, Hij komt met de wolken… (Openb. 1:7)
Het Woord als zwaard
Apologetiek en liefde in confrontatie — waarom waarheid zeggen liefde is
In de huidige cultuur klinkt het haast als een belediging: “Mohammed langs de Bijbelse meetlat.” Het impliceert dat er een norm is — en erger nog: dat iemand daar niet aan voldoet. En dat botst met het moderne dogma van gelijkheid, dialoog en ‘alle godsdiensten zijn toch uiteindelijk hetzelfde?’ Maar laten we eerlijk zijn: dat klinkt vriendelijk — en is het tegelijk niet. Want als er werkelijk één weg tot God is, en jij laat mensen gerustgesteld wandelen op een andere, dan ben je niet liefdevol, maar wreed.
De Bijbel kent geen vals pluralisme. Geen “jij jouw waarheid, ik de mijne.” Er is waarheid, en die komt niet uit onszelf, maar van God. “Uw Woord is de waarheid” (Joh. 17:17). En dat Woord is geen zachte fluistering, maar een tweesnijdend zwaard (Hebr. 4:12). Het troost én snijdt. Het roept op én ontmaskert. Het overtuigt, scheidt, breekt en bouwt. En juist dát is liefde: de waarheid spreken, ook als het pijn doet.
Geen strijd tegen mensen, maar voor mensen
Apologetiek is niet debatteren om te winnen, maar spreken om zielen te redden. Het is niet de strijd van “wij tegen zij”, maar van waarheid tegen leugen, licht tegen duisternis, Christus tegen afgoderij. Paulus zei het al: “De wapens van onze strijd zijn niet vleselijk, maar krachtig door God tot afbraak van bolwerken” (2 Kor. 10:4). En die bolwerken? Ze zitten vaak tussen de oren. Denkpatronen. Religieuze systemen. Valse zekerheden. Illusies over God.
Maar de vijand is niet de moslim. Het is het systeem dat hem gevangenhoudt — een religieus bouwwerk dat hem dwingt tot zelfverlossing. Een denkwijze die zegt: “Je moet het zélf verdienen. Er is geen zekerheid, alleen hopen. Geen genade, tenzij Allah besluit je gunstig gezind te zijn.” Geen kruis. Geen Borg. Geen vrede. En precies dáár moet het zwaard van het Woord ingrijpen: niet op de persoon, maar op de leugen die hem vasthoudt. We richten ons niet tegen vlees en bloed, maar tegen een duister systeem dat de Naam van Christus vervangt door die van een ander.
Zeg het scherp — en met tranen
Scherpte is nodig. De Bijbel windt er geen doekjes om. Paulus spreekt over valse broeders, over dwaalleraars, over “een ander evangelie dat geen evangelie is” (Gal. 1:6–9). Johannes noemt wie Jezus loochent de antichrist (1 Joh. 2:22). Jezus zelf sprak van valse profeten als wolven in schaapskleren (Matt. 7:15). Dus ja, helderheid is bijbels. Maar let op de toon. Paulus sprak over zijn verloren volksgenoten “met grote droefheid en een onophoudelijke smart in zijn hart” (Rom. 9:2). Tranen én waarheid. Niet of-of. Maar beide.
Apologetiek zonder liefde is kil. Liefde zonder waarheid is leeg. Maar samen zijn ze messcherp — en zegenrijk. Want een gebroken hart dat de waarheid spreekt, breekt muren. Niet altijd meteen. Soms pas na jaren. Maar het plant een zaadje.
Durf exclusief te zijn — durf inclusief te hopen
De claim van Christus is exclusief. “Niemand komt tot de Vader dan door Mij” (Joh. 14:6). Geen compromis. Geen gedeelde redding. Mohammed leidt niet naar de Vader — hij leidt weg van de Zoon. Maar tegelijk is het evangelie radicaal inclusief in zijn uitnodiging: “Laat wie dorst heeft komen… en nemen van het water des levens, voor niets” (Openb. 22:17). Geen prestaties. Geen gebeden per dag. Geen zuilen. Alleen: kom. Geloof. Leef.
Wie dat durft zeggen, confronteert. Maar hij opent ook een deur. De enige deur. En dat is liefde — zelfs als het botst.

Spreken met een heilig besef
Het evangelie is geen theorie. Het is goed nieuws met eeuwige gevolgen. Wie het ontkent, gaat verloren. Wie het omarmt, wordt gered. En dus spreken we niet luchtig. Niet cynisch. Niet arrogant. Maar met een heilig besef dat deze woorden leven brengen — of verwerpen.
Vergeet niet: veel moslims zijn oprecht. Vroom. Eerbiedig. Maar op een verkeerde weg. En juist daarom mogen wij het niet laten bij vriendelijke stiltes. De liefde van Christus dringt ons (2 Kor. 5:14). En die liefde zwijgt niet.
Slot: woorden als wonden — en als wonder
Verwacht geen snelle bekeringen. Geen massale omkeringen. Soms zaai je jarenlang voordat één vraag ontkiemt. Maar het Woord keert nooit leeg terug (Jes. 55:11). En als het doordringt, als de Geest het gebruikt, dan barst de hardste religieuze bast open als een noot onder een hamer.
Dat is onze hoop. Niet onze slimheid. Niet onze argumenten. Maar de kracht van het Woord. En dat woord zegt: “Dit is Mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!” (Matt. 17:5)
Reacties en ervaringen
Hieronder kun je reageren op dit artikel. Je kunt bijvoorbeeld je gedachten delen over de vergelijking tussen Mohammed en Jezus, of jouw ervaring met geloofsgesprekken en apologetiek beschrijven. Ook tips voor verdere studie of gesprekken met moslims zijn welkom. Wij stellen reacties zeer op prijs. Reacties worden niet automatisch of direct gepubliceerd — dit gebeurt pas nadat ze zijn beoordeeld door de redactie, om spam of ongepaste inhoud te weren. Houd er rekening mee dat dit enkele uren kan duren.