Last Updated on 5 mei 2025 by M.G. Sulman
De leer van de Drie-eenheid — dat God één is in wezen en drie in Personen: Vader, Zoon en Heilige Geest — wordt vaak gezien als het hart van de christelijke theologie én als haar grootste struikelblok. Critici van diverse pluimage — islamitisch, joods, unitarisch, rationeel of seculier — noemen de Drie-eenheid inconsistent, filosofisch ondeugdelijk, en in strijd met de Schrift. Voor velen lijkt het een ondoorgrondelijk dogma, een logische hersenkraker zonder bevredigende oplossing. Toch vormt deze leer geen latere toevoeging of metafysische overwoekering van eenvoudige Bijbelvroomheid. Integendeel: de Drie-eenheid vloeit voort uit het geheel van de Schrift. Zij is geen menselijke projectie, maar een ontdekking binnen de openbaring. Zij is geen wiskundige formule, maar een theologisch ankerpunt — noodzakelijk om recht te doen aan de manier waarop God Zichzelf heeft bekendgemaakt in Zijn Woord. In dit artikel gaan we in op de bekendste bezwaren tegen het trinitarisch geloof, waaronder beschuldigingen van logische tegenstrijdigheid, filosofische vaagheid, bijbelse onhoudbaarheid en psychologische onmogelijkheid. Elk bezwaar wordt serieus genomen, exegetisch en theologisch weerlegd, en geplaatst binnen een Bijbels en apologetisch kader. Niet als een academische vingeroefening, maar met het vaste uitgangspunt dat de Schrift het hoogste gezag is en dat ware theologie begint met aanbidding. Want uiteindelijk is de Drie-eenheid geen wiskundig mysterie om te doorgronden, maar een goddelijk geheimenis om in te leven.

Inhoud
- 1 In het Licht van de Schrift: God zoals Hij Zich openbaart
- 2 Eén Wezen, Drie Personen: De Bijbelse Openbaring van de Drie-eenheid
- 3 Geen Contradictie Maar Mysterie: Een Filosofisch-Theologische Benadering
- 4 Geen Schepsels Maar Eeuwig God: De Vader, de Zoon en de Geest
- 5 Geen Drie Goden: De Beschuldiging Van Polytheïsme Ontrafeld
- 6 Taal En Waarheid: Over Substantie, Essentie En Natuur
- 7 Slechte Analogieën? Waarom De Drie-eenheid Niet Te Vangen Is In Beeldspraak
- 8 God Werd Mens: De Incarnatie En De Goddelijkheid Van Christus
- 9 Geloof Is Geen Contradictie: De Redelijkheid Van Openbaringsgeloof
- 10 Slotbeschouwing: De Drie-eenheid Als Hartslag Van Het Evangelie
- 11 Reacties en ervaringen
In het Licht van de Schrift: God zoals Hij Zich openbaart
Geen god uit onze verbeelding
De mens is, theologisch gesproken, niet de vormgever van God. Hij is niet de beeldhouwer die met filosofisch beiteltje en rationeel hamertje een goddelijke figuur uithouwt die naar zijn redelijke smaak gevormd is. Neen — Deus dixit. God spreekt. En daar begint alles. De leer van de Drie-eenheid is dan ook niet het resultaat van metafysisch experiment, maar van gehoorzame aandacht voor de Schrift. Niet wat plausibel lijkt, niet wat wij kunnen voorstellen, maar wat God heeft geopenbaard in Zijn Woord, bepaalt wie Hij is. Zoals Mozes het aan Israël doorgeeft: “De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God, maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons en onze kinderen, tot in eeuwigheid” (Deut. 29:29).
Zelfopenbaring als uitgangspunt
Het is een fundamentele epistemologische keuze — nee, een geloofskeuze — om de revelatie van God (zoals vastgelegd in de canonieke Schrift) als het beginpunt te nemen van alle theologische overdenking. Dit onderscheidt christelijk theïsme van elke vorm van religieus rationalisme. De kennis van God is niet autodidactisch, maar theonoom: ze komt tot ons ex alto, van boven. Zoals Calvijn in zijn Institutie benadrukt, is het Woord Gods de bril waardoor wij de werkelijkheid scherp leren zien. Zonder die bril — zonder de openbaring — staren we in een wazig spiegelbeeld van onszelf.
De Drie-eenheid is niet een optionele ‘toevoeging’ aan het Godsbeeld, maar het patroon dat zich onvermijdelijk aftekent wanneer men de hele Schrift ernstig neemt. Het Oude Testament zinspeelt erop, het Nieuwe Testament spreekt het duidelijk uit, en de vroege kerk herkende in de apostolische geschriften een God die niet alleen één is in wezen, maar rijk is in persoonlijke gemeenschap.
De grens van de rede
Het is daarom weinig verrassend dat de Drie-eenheid botst op menselijke intuïtie. Immers, ware theologie confronteert ons met de grens van het kenvermogen. Niet omdat God irrationeel zou zijn, maar omdat Hij groter is dan onze ratio. Wat God van Zichzelf laat zien, is sui generis — uniek in zijn soort. De Heilige is niet van dezelfde categorie als de schepping. Zoals Anselmus het ooit formuleerde: Deus est quo nihil maius cogitari potest — God is datgene waarboven niets groters gedacht kan worden. En laat het nu precies dát zijn wat velen dwarszit: dat God ons verstand overstijgt.
De tekst als toetssteen
Als we dus willen spreken over God — en dan niet als religieus gebruiksartikel, maar als de Levende — dan zullen we moeten beginnen waar Hij Zelf begint: bij Zijn Woord. De Schrift is geen verzameling losse gedachten, maar een Goddelijk getuigenis over God Zelf, in Zijn drieënige heerlijkheid. Daarom is het onderhavige artikel geen systematische demonstratie op basis van logische vooronderstellingen, maar een luisterende en lerende wandeling door het landschap van de openbaring. We toetsen geen leer aan menselijke consistentie alleen, maar aan de Schrift zelf. En als dat leidt tot paradox of mysterie, dan zegt dat meer over de beperking van de mens dan over het tekort van Gods zelfopenbaring.
Let the text speak. Laat het spreken van de Schrift de toon zetten. Niet wij oordelen over Gods wezen, maar Zijn Woord oordeelt over ons verstaan.

Eén Wezen, Drie Personen: De Bijbelse Openbaring van de Drie-eenheid
De triniteit als bijbels gegeven
De leer van de Drie-eenheid is geen postklassieke uitvinding, geen speculatieve vondst uit de kerkvaders’ studeervertrekken, laat staan een hellenistisch smulwerkje geserveerd met termen als ousia en hypostasis om een tamme Jezus-god te rechtvaardigen. Integendeel. Zij is het resultaat van een nauwgezette, eerbiedige lezing van de Schrift zelf. De Bijbel, dat compacte en tegelijk weidse boek, dwingt wie haar serieus neemt tot het aanvaarden van de werkelijkheid dat God zich meervoudig binnen Zijn eenheid openbaart. Niet drie goden, niet drie rollen, maar drie onderscheiden Personen die samen de éne, levende God zijn.
Het getuigenis daarvan is geen stil gefluister in de marge. Neem Mattheüs 28:19, de zogeheten doopformule: “Doopt hen in de Naam van de Vader, en van de Zoon, en van de Heilige Geest.” Let wel: niet “namen” (meervoud), maar “Naam” (enkelvoud), waarmee de drie goddelijke Personen onder één Naam — de Naam van God Zelf — worden geplaatst. Dit is geen stilistisch foutje. Het is theologische precisie van de hoogste orde.
Niet geconstrueerd, maar ontdekt
De leer werd dus niet bedacht, maar ontdekt — of, zo men wil, afgedwongen door het tekstmateriaal. De vroege kerk worstelde dan ook niet om de Drie-eenheid te verklaren, maar om de reeds geopenbaarde gegevens in passende termen te bewaren tegen vervalsing en afvlakking. Wie Johannes 1:1 zonder vooringenomenheid leest, kan niet anders dan met verwondering vaststellen: “Het Woord was bij God, en het Woord was God.” Het Woord is bij God (onderscheidenheid) én het Woord is God (eenheid). Geen dichterlijke vaagheid, maar een korte, staccatoformule die het mysterie blootlegt.
De Geest dan? In Handelingen 5 wordt liegen tegen de Heilige Geest gelijkgesteld aan liegen tegen God Zelf (vers 3–4). En in 2 Korinthe 13:13 sluit Paulus zijn brief af met de zegen “de genade van de Heere Jezus Christus, de liefde van God, en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen.” Wat voor ‘volgorde’ je hier ook in wil zien — hiërarchisch of liturgisch — het punt is duidelijk: Vader, Zoon en Geest zijn hier gezamenlijk bron van goddelijke zegen, elk in persoonlijke hoedanigheid.
De dynamiek van openbaring
Wie alleen het Oude Testament leest, zou kunnen denken dat God Zich primair als Één openbaart. En dat is zo. De Shema uit Deuteronomium 6:4 — “Hoor, Israël, de HEERE, onze God, de HEERE is één!” — is het fundament van bijbels monotheïsme. Maar die eenheid is geen numerieke platte lijn, geen enkelvoudige monadische abstractie zoals in het islamitisch godsbegrip. De Hebreeuwse term echad duidt vaak een samengestelde eenheid aan, zoals bij “één vlees” (Gen. 2:24).
Allengs openbaart God Zich als Iemand die in Zichzelf relatie kent. In Spreuken 8 spreekt de Wijsheid — een vooraanduiding van de Zoon — als Degene die al bij God was “vóór de grondlegging der wereld” (vgl. Joh. 17:5). De profeten geven flitsen. Maar het is in Christus dat God Zich ten volle laat zien (Hebr. 1:1-3). Hij is de afdruk van Zijn wezen — geen schaduwbeeld, geen afbeelding op afstand, maar het vleesgeworden Woord.
Bijbelse rijkdom vereist theologische precisie
Dat wil niet zeggen dat de term “Drie-eenheid” in de Schrift voorkomt — dat is een non sequitur. Het woord “Bijbel” komt er ook niet in voor. De vraag is niet: komt het woord voor? maar: is het concept bijbels verantwoord? De trinitarische belijdenis is een conceptuele samenvatting van een veelheid aan Schriftgegevens. Zonder dit raamwerk krijg je de bijbelse gegevens eenvoudigweg niet samengebracht zonder in ketterijen te vervallen.
Bovendien: het bijbelse patroon van verlossing zelf — van de Vader, door de Zoon, in de Geest (zie Efeze 1:3-14) — is doordrenkt van trinitaire structuur. Hier géén systeemdenken van bovenaf, maar een theologie die groeit vanuit het evangelie zelf, waarin God Zich openbaart als Schepper, Verlosser en Vernieuwer. En het is die zelfopenbaring die christenen vanaf het begin heeft geleid tot het aanbidden van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest als de ene, waarachtige God.

Geen Contradictie Maar Mysterie: Een Filosofisch-Theologische Benadering
Is drie gelijk aan één?
Het bezwaar dat de leer van de Drie-eenheid logischerwijs zou instorten onder haar eigen gewicht, is wellicht het vaakst gehoorde — en, toegegeven, ook het meest intuïtieve. “Hoe kan drie nu één zijn?” roept men uit, soms met een mengeling van spot en verbazing, alsof het dogma plechtig zou beweren dat drie stoelen één stoel zijn. Maar wie zo redeneert, gaat voorbij aan de precieze inhoud van het dogma zelf. De Drie-eenheid stelt níét dat God drie personen is in dezelfde zin als waarin Hij één wezen is. De equivocatie — het verwarren van categorieën — zit hem in het woordje “één”.
God is één in wezen (Grieks: ousia, Latijn: substantia), maar drie in persoon (hypostasis of persona). Dat wil zeggen: er is geen drie-eenheid van wezens, maar van personen binnen één wezen. Er wordt geen wiskundige identiteit geclaimd (“3 = 1”), maar een metafysische onderscheiding binnen een en hetzelfde goddelijke bestaan. Wie zegt dat dit een contradictie is, zou eerst moeten aantonen dat het begrip wezen (essentie) en het begrip persoon noodzakelijk samenvallen — en dát, juist dát, doet de Schrift nergens.
Complexiteit is geen contradictie
Een klassieke wet uit de formele logica luidt: A is niet niet-A — ofwel, niets kan tegelijkertijd en op dezelfde wijze zichzelf en zijn tegendeel zijn. Toegepast op de Drie-eenheid klinkt dat als volgt: “God kan niet drie én één zijn.” Maar deze redenering is ondeugdelijk omdat hij de manier van zijn negeert. Als we zouden zeggen dat God drie is in wezen en tegelijk één is in wezen, dan zouden we inderdaad in contradictie vervallen. Maar dat is niet wat de leer stelt.
De fout hier is wat Thomas van Aquino al aanduidde als confusio terminorum: het mengen van onderscheiden categorieën. Een wezen is datgene wat iets is; een persoon is datgene wie iets is. In menselijke ervaring vallen die doorgaans samen — één wezen, één persoon — maar in God is dat anders. De Schrift openbaart een God die eeuwig en ondeelbaar één is in Zijn goddelijke essentie, maar die Zich manifesteert in drie persoonlijke Zelfbewustzijnen die van elkaar te onderscheiden zijn.
📘 Schendt de Drie-eenheid de logica?
Voor wie zich afvraagt of de leer van de Drie-eenheid daadwerkelijk in strijd is met logisch denken, is het artikel Schendt de Drie-eenheid de logica? een waardevolle verdieping. Met filosofische scherpte en eerbied voor de Schrift laat de auteur zien dat de Drie-eenheid geen denkfout is, maar een doordacht, bijbels gefundeerd geheimenis dat het hart van het christelijk geloof vormt.
Bijbelse affirmatie, geen redelijke fabricatie
Sommige critici werpen tegen dat deze indeling een theologische truc is om logische problemen te omzeilen. Alsof de kerk met het scheiden van “wezen” en “persoon” slechts een rookgordijn opwierp. Maar wie de Bijbel serieus leest, ziet al snel dat deze structuur rechtstreeks voortvloeit uit de openbaring zelf. In Johannes 17 bidt Jezus tot de Vader, niet tot Zichzelf, en spreekt Hij over de liefde die de Vader Hem toedroeg vóór de grondlegging van de wereld (Joh. 17:24). Dat impliceert een onderscheidenheid van personen — anders is het gebed pure theatraliteit.
Tegelijkertijd wordt duidelijk dat deze Personen geen aparte wezens zijn: “Ik en de Vader zijn één” (Joh. 10:30). Niet: “één in intentie”, maar één in wezen. Het Grieks gebruikt hier het onzijdige hen (ἕν), niet het mannelijke heis, wat duidt op essentiële eenheid, niet slechts relationele overeenstemming.
Mysterie als grens, niet als vlucht
Dat gezegd hebbende: jazeker, de Drie-eenheid is een mysterie. Maar dat is geen intellectuele zwaktebod. Het woord mysterie (Grieks: mystērion) in bijbelse context betekent niet iets vaags of irrationeels, maar iets dat alleen door goddelijke openbaring gekend kan worden. Het is — om met Karl Barth te spreken — een waarheid die in zichzelf helder is, maar die ons verstand overstijgt. Geen contradictie, maar complexiteit.
En eerlijk gezegd: zouden we willen dat God volledig in onze logische schema’s paste? Een God die doorgrondbaar is tot in het laatste detail — is dat nog wel God? Wie eist dat elk onderdeel van de openbaring rationeel transparant is, maakt van zijn rede een tribunus plebis over God. Maar God is geen beklaagde die zich moet onderwerpen aan ons menselijk begripsvermogen. Zoals Augustinus zei: Si comprehendis, non est Deus — als je het volledig begrijpt, dan is het God niet.

Slotbeschouwing: geloof zoekt begrip
Het geloof in de Drie-eenheid is dus niet het opschorten van de rede, maar het onderwerpen van de rede aan de openbaring. In die zin geldt wat Anselmus eeuwen geleden schreef: Fides quaerens intellectum — geloof dat zoekt naar begrip. De Drie-eenheid is geen logische nachtmerrie, maar een goddelijke zelfopenbaring die het menselijke verstand uitdaagt zonder het te ondermijnen.
Geen Schepsels Maar Eeuwig God: De Vader, de Zoon en de Geest
Geen begin, geen ontstaan, geen schepping
Het bezwaar dat de Zoon en de Heilige Geest ‘voortkomen’ uit de Vader en dus per definitie geschapen zijn, klinkt bij eerste beluistering logisch — althans, als je een puur temporeel denkkader aanlegt. Maar dat is precies het punt: de relatie tussen Vader, Zoon en Geest speelt zich niet af binnen de tijd, maar binnen het eeuwige Zijn van God. We spreken hier niet over schepping binnen een vóór-en-na, maar over eeuwige oorsprong binnen het goddelijke wezen zelf.
De Schrift stelt nergens dat de Zoon ontstaan is. Integendeel, Johannes 1:1–3 is radicaal in haar bewering dat het Woord van den beginne bij God was en dat alle dingen door het Woord zijn ontstaan, en zonder dit Woord niets is ontstaan dat ontstaan is. Let op die laatste zin. Het Woord staat buiten de categorie ‘ontstaan’. Dat wat niet ontstaan is, maar wel alle andere dingen doet ontstaan — dát is God. Hier worden dus twee ontologische categorieën onderscheiden: schepper en schepsel. En de Zoon behoort onmiskenbaar tot de eerste.
Eeuwige verwekking is geen schepping
Wanneer orthodoxe theologie spreekt over de Zoon als “verwekt uit de Vader”, bedoelt zij niet dat er ooit een moment was waarop de Zoon niet bestond. De term ‘verwekking’ verwijst naar een relationele oorsprong zonder beginpunt — een eeuwige verhoudingsorde binnen het goddelijke Zijn. In technische termen noemt men dit eternale generatie (Lat. generatio æterna): een altijd reeds bestaande relatie van oorsprong, zonder ontstaan in de tijd.
Hier botsen wij uiteraard op de limieten van menselijke taal. Want bij ‘verwekking’ denken wij vanzelf aan tijdelijkheid, aan voortplanting in de schepping. Maar theologisch gesproken is het een analoge term, geen letterlijke beschrijving. God verwekt niet zoals wij verwekken. Hij is eeuwig Vader, en de Zoon is eeuwig Zoon. Dat is geen gevolg van schepping, maar van het innerlijk leven van God Zelf. Zoals Hebreeën 1:3 stelt: “Hij is de afstraling van Zijn heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen.” Geen reflectie achteraf, maar een voortdurend, eeuwig zijn in volmaakte gelijkheid.
Afhankelijk of eeuwig verbonden?
Een andere verwarring — en dit is een subtielere — is het idee dat als de Zoon of de Geest “uitgaan van” de Vader, ze dan in ontologische zin afhankelijk zijn van de Vader. Dat klinkt logisch, maar is in werkelijkheid een filosofische import uit een causaal denkkader dat de Schrift niet hanteert. Want afhankelijkheid is iets dat geldt binnen de schepping — daar is elk gevolg afhankelijk van zijn oorzaak. Maar God is geen gevolg en kent geen oorzaak. Binnen de trinitaire relaties is er geen causaal hiërarchisch verband, maar een eeuwige perichōrēsis — een wederzijdse inwoning, een goddelijke dans van liefde en heerlijkheid waarin geen van de Personen ooit zonder de andere gedacht kan worden.
De Geest wordt bijvoorbeeld in Johannes 15:26 “de Geest van de Vader” en “de Geest van de Zoon” genoemd. Komt Hij voort uit beiden? Ja. Is Hij daardoor minder God? Nee. Want Zijn voortkomst is een eeuwige, persoonlijke relatie, geen gevolg van scheppend handelen. De vroege kerk aarzelde niet om te belijden: “de Heilige Geest is Heer en maakt levend, en Hij wordt samen met de Vader en de Zoon aanbeden en verheerlijkt.” (Niceno-Constantinopolitanum, 381).
God uit God, licht uit licht
De klassieke formulering “God uit God, licht uit licht, waarachtig God uit waarachtig God” (Nicea 325) is geen poëtisch trucje. Ze is theologisch geladen. De Zoon is waarachtig God, van dezelfde substantie (homoousios) als de Vader. Niet gemaakt, maar verwekt. Niet ondergeschikt, maar van gelijke heerlijkheid. Als de Vader eeuwig is — en dat geloven we — dan moet ook de Zoon eeuwig zijn. Want een eeuwige Vader kan geen tijdloos moment gekend hebben waarop Hij géén Zoon had. Dat zou immers impliceren dat God veranderlijk is in Zijn wezen — een gedachte die de Schrift expliciet afwijst (Maleachi 3:6: “Ik, de HEERE, ben niet veranderd”).
Hierin zit ook de reden waarom de Drie-eenheid geen bijkomstigheid is. Zij is geen optionele bovenlaag op het christelijk geloof, maar raakt de kern van het goddelijke zijn. Een God die liefde is, móet relationeel zijn in Zichzelf, anders zou Zijn liefde afhankelijk zijn van de schepping. Maar “God is liefde” (1 Johannes 4:8) — niet werd, niet wordt, maar is. Altijd al. En deze liefde heeft eeuwig gecirculeerd tussen Vader, Zoon en Geest, voordat er ook maar één atoom was dat Hem terug kon beminnen.
Tot slot: afhankelijkheid is relationeel, geen gebrek
De fout van de antitrinitarische kritiek is dus een misvatting van wat ‘afhankelijkheid’ betekent binnen het goddelijke wezen. Men denkt in termen van oorzaak-gevolg, boven-onder, sterker-zwakker. Maar de Schrift denkt in termen van relatie, van wederkerige heerlijkheid. De Zoon is niet minder dan de Vader omdat Hij uit de Vader is voortgekomen. Hij is de volmaakte openbaring van God — de afdruk van Zijn wezen — en geen enkel bijbels vers spreekt over Hem als ‘gemaakt’ of ‘veroorzaakt’.
Wie dat toch beweert, belandt onherroepelijk in de valkuil van het arianisme, dat — historisch gezien — telkens weer opduikt zodra men de Zoon niet voluit God wil noemen. Maar dan geldt de waarschuwing van Johannes: “Wie de Zoon niet heeft, heeft ook de Vader niet.” (1 Johannes 2:23).
Geen Drie Goden: De Beschuldiging Van Polytheïsme Ontrafeld
Drie Personen ≠ Drie Goden
Het verwijt is oud en klinkt telkens weer op in de discussies rond de Drie-eenheid: “Jullie geloven gewoon in drie goden.” Voor joden, moslims en rationeel ingestelde buitenstaanders lijkt het niet minder dan vanzelfsprekend. Men hoort “Vader, Zoon en Geest” en denkt meteen aan een hemelse driehoofdige raad van goddelijke wezens, elk met een eigen bewustzijn, wil en rol. En eerlijk is eerlijk: als men de bijbelse gegevens zou benaderen met uitsluitend filosofisch naturalisme of islamitisch unitarisme als uitgangspunt, dan zou het trinitarisme inderdaad overkomen als een soort doorgesofisticeerd polytheïsme.
Maar de Schrift zelf laat een ander beeld zien. Neem Johannes 17:3: “Dit nu is het eeuwige leven: dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die U gezonden hebt.” Hier is de Vader de enige ware God, ja — maar diezelfde Jezus wordt elders in het Johannesevangelie identiek genoemd aan datzelfde goddelijke wezen (Joh. 1:1; 10:30). En de Geest? Die is in Handelingen 5 gelijkgesteld aan God Zelf. Het trinitarisch monotheïsme is dus niet een poging om drie goddelijke entiteiten in een logische spagaat te persen, maar een poging om recht te doen aan alle bijbelse data zonder iets weg te redeneren.
Geen verdeling van goddelijkheid
Een cruciaal punt in de verdediging tegen de polytheïsmebeschuldiging is dat de drie Personen niet delen in het goddelijke wezen als een taart die in stukken wordt gesneden. Nee — elk van hen is volledig God. Geen goddelijk comité, geen godenfamilie zoals in de Griekse mythologie, geen onderlinge rangorde van goddelijke gradaties. De Vader is voluit God. De Zoon is voluit God. De Geest is voluit God. En toch is er slechts één God.
De kerkelijke belijdenissen drukken dit uit met de term homoousios — van gelijke substantie. Niet ‘gelijksoortig’, niet ‘vergelijkbaar met’, maar van exact dezelfde goddelijke natuur. Hier raken we het hart van de zaak: het trinitarisme ontkent dat de Personen aparte wezens zijn. Ze zijn onderscheiden in persoon, niet in wezen. Vandaar dat Augustinus durfde te zeggen: Tres personae, una essentia — drie Personen, één essentie.
De eenheid is relationeel én substantieel
Sommigen denken dat de eenheid van God in het trinitarisch denken slechts functioneel of symbolisch is, een soort juridische fictie. Maar dat is een misrekening. De bijbelse eenheid van God is zowel ontologisch als relationeel. Ontologisch: er is slechts één goddelijk wezen — “De HEERE is één” (Deut. 6:4). Relationeel: de drie Personen zijn op volmaakte wijze met elkaar verbonden in wat de traditie perichōrēsis noemt — het wederzijds inwonen van de Personen in elkaar, zonder vermenging of verminking.
Zo zegt Jezus in Johannes 14:10: “Ik ben in de Vader en de Vader is in Mij.” Het gaat hier dus niet om drie aparte bewustzijnen die in parallelle goddelijkheid bestaan, maar om een innerlijke, volkomen doordringing — een eenheid die rijker is dan platte enkelvoudigheid, en toch geen enkel spoor van veelgodendom vertoont.
Psychologische projectie of openbaring?
Critici wijzen erop dat de drie Personen elk een eigen bewustzijn en wil lijken te hebben, wat volgens hen leidt tot een vermenigvuldiging van goddelijke subjecten.1Bijvoorbeeld: Veen, R. (2023, september 13). De absurditeit van de Triniteit. Koinonia Bijbelstudie. https://koinoniabijbelstudie.nl/de-absurditeit-van-de-triniteit/ Maar ook hier geldt: we moeten niet denken vanuit het schepsel om God te definiëren. De projectie van menselijke persoonsstructuren op het goddelijke wezen is niet alleen theologisch onhandig, maar ook epistemologisch onverantwoord.
De Schrift toont ons geen drie ‘zielen’, maar drie eeuwig bestaande Personen die in volmaakte harmonie opereren. Nooit spreekt de Bijbel van strijd, onenigheid of onafhankelijkheid tussen de drie. Integendeel — de Zoon doet niets uit Zichzelf dan wat Hij de Vader ziet doen (Joh. 5:19), en de Geest getuigt niet van Zichzelf, maar van de Zoon (Joh. 16:13-14). Dit is geen schisma, maar volmaakte onderlinge liefde en overgave — geen triade van concurrerende goden, maar een gemeenschap van volmaakte eenheid.
Monotheïsme met diepte
De Drie-eenheid is dus geen afzwakking van het monotheïsme, maar een verdieping ervan. God is niet alleen numeriek één, maar relationeel volmaakt. Alleen een Drie-enige God kan liefde zijn in Zichzelf, vóór de schepping. De Vader heeft de Zoon lief, de Zoon bemint de Vader, en de Geest is de band van liefde tussen beiden — niet als poëtisch beeld, maar als eeuwige realiteit.
Wie God tot een solitair monade maakt — een absolute, relationeloze Eenheid — maakt van liefde iets dat pas ná de schepping ontstaat. Maar de Schrift leert anders. God is liefde (1 Joh. 4:8). Niet “werd” liefde, niet “toont” liefde — Hij is het. En dat vereist, op theologisch niveau, interne relationaliteit. Precies dát biedt de Drie-eenheid, en geen ander wereldbeeld.
Taal En Waarheid: Over Substantie, Essentie En Natuur
De begrippenstrijd rond het goddelijke wezen
Wie zich verdiept in de trinitarische theologie merkt al gauw: de woorden vliegen om je oren. Substantie, essentie, natuur, wezen, hypostase, persona, ousia, physis… Het voelt soms alsof men met een woordenboek Latijn-Grieks-theologie naast de Bijbel moet zitten om überhaupt te begrijpen wat er bedoeld wordt. Niemand zal het ontkennen: de veelheid aan termen kan verwarrend zijn. Critici maken daar dankbaar gebruik van. Ze beschuldigen de kerk van semantisch rookgordijn of van filosofisch escapisme — alsof deze terminologie enkel dient om onbegrijpelijke leerstellingen te verpakken in ontoegankelijke taal.
Maar dat is een karikatuur. De taal van de trinitarische dogmatiek is geen poging tot verwarring, maar een poging tot zorgvuldigheid. Zoals ook in de geneeskunde precieze terminologie het verschil maakt tussen een verstuiking en een breuk, zo zijn theologische termen ontwikkeld om bijbelse openbaring verantwoord onder woorden te brengen. Niet om God te reduceren tot abstracte categorieën, maar om niet méér of minder te zeggen dan de Schrift zegt — “opdat gij niet verder zijt gegaan dan geschreven staat” (1 Kor. 4:6).
Substantie: wat iets in zichzelf is
Het woord substantia (Latijn) betekent letterlijk: ‘dat wat onderstaat’ — datgene wat blijft wanneer de uiterlijke verschijnselen veranderen. In filosofische termen: de onderliggende werkelijkheid die maakt wat iets is. Wanneer de vroege kerk belijdt dat de drie Personen “één substantie” delen, bedoelt zij dus: één goddelijk wezen, niet drie aparte entiteiten met goddelijke eigenschappen.
Nu moet direct worden erkend: God is geen materie, geen ding met kwantitatieve massa. Dus het woord substantie kan niet in fysieke zin worden opgevat. Hier komt de analogische taal van de theologie in beeld: we gebruiken termen uit de schepping (waar onze taal op gebaseerd is), maar hanteren ze met de nodige reserve. De God van de Schrift laat Zich wel kennen, maar niet volledig in ons begrippenapparaat vangen. Thomas van Aquino spreekt daarom van analogia entis: woorden als ‘wezen’ of ‘bestaan’ betekenen niet exact hetzelfde bij God als bij ons, maar zijn ook geen volstrekte onzin. Ze zijn — om zo te zeggen — imperfect maar functioneel.

Essentie en natuur: onderscheiden zonder te scheiden
De termen essentie en natuur worden in veel theologische geschriften gebruikt als synoniemen van substantie, al zijn er nuanceverschillen. Essentie (Lat. essentia) wijst op de vraag: wat maakt iets tot wat het is? — het antwoord op de vraag “wat is het wezen van God?” Het antwoord van de Schrift: eeuwig, heilig, almachtig, liefdevol, schepper van hemel en aarde.
Natuur is verwant, maar vaak gebruikt om gedeelde kenmerken aan te duiden. Zo zeggen we dat alle mensen een menselijke natuur delen — ze hebben verstand, wil, lichaam, sterfelijkheid. Maar we zeggen niet dat alle mensen één persoon zijn. Hierin schuilt de moeilijkheid bij de toepassing op God: als drie Personen een goddelijke natuur delen, waarom zijn ze dan niet drie goden, zoals mensen drie mensen zijn?
Het antwoord ligt in de uniekheid van Gods wezen. Anders dan menselijke personen zijn de drie goddelijke Personen niet afgescheiden, niet zelfstandig bestaand, maar volkomen één in hun zijn. Hun Persoon-zijn is niet een autonomie, maar een eeuwige verhouding binnen dat ene goddelijke leven. In mensentaal: zij zijn niet drie individuen, maar drie onderscheiden manieren van zijn binnen het éne wezen. Of zoals Calvijn het formuleert: distinctio, non divisio — onderscheiding, geen opdeling.
Spreken over God in menselijke taal
Een terugkerende beschuldiging is dat deze terminologie “door elkaar” gebruikt wordt. Dat essentie, substantie en natuur willekeurig gehusseld worden, alsof men zelfs intern geen coherentie weet vast te houden. Maar deze kritiek miskent twee dingen. Ten eerste: de theologische traditie is zich bewust van de nuanceverschillen. Geen serieus theoloog verwart hypostase met essentie. En ten tweede: de bijbelse theologie accepteert het feit dat ons spreken over God nooit volkomen eenduidig kan zijn.
De taal van de openbaring is onvermijdelijk menselijk — God sprak tot ons in menselijke woorden (Hebr. 1:1), en die woorden hebben hun beperkingen. Maar dat betekent niet dat ze leeg of verwarrend zijn. Integendeel: ze zijn genoegzaam — voldoende — om waarachtig over God te spreken, zonder Hem geheel te doorgronden. Zoals Augustinus het kernachtig verwoordt in een van zijn preken: “Si comprehendis, non est Deus” — “Als je het begrijpt, is het niet God” (Sermo 117.3.5). Daarmee bedoelt hij niet dat spreken over God zinloos is, maar dat Gods wezen ons verstand overstijgt: zodra wij denken Hem volledig te bevatten, spreken we in feite over iets anders dan de ware God.
Geen filosofisch keurslijf, maar bijbelse nuchterheid
De trinitarische taal is dus geen filosofisch residu, geen Grieks erfgoed dat als een corset over het Hebreeuws van de Schrift werd getrokken. Ze is ontstaan uit de noodzaak om het getuigenis van de Schrift te bewaren tegen verkeerde interpretaties. Arianen, modalisten, adoptianen — allemaal beweerden zij bijbels te zijn, totdat hun leer langs de lat van het geheel van de Schrift werd gelegd.
Stroming | Kernopvatting | Bijbelse weerlegging |
---|---|---|
Arianen | De Zoon is een geschapen wezen; niet van eeuwige goddelijke natuur. | Johannes 1:1 – “Het Woord was God.” / Kolossenzen 1:15–17 – de Zoon bestaat vóór alle schepping. |
Modalisten | Vader, Zoon en Geest zijn geen personen, maar verschijningsvormen (modi) van één God. | Johannes 14–17 – Jezus bidt tot de Vader; onderscheid tussen Personen is duidelijk zichtbaar. |
Adoptianen | Jezus was een gewoon mens die later door God tot “Zoon” werd aangenomen. | Lukas 1:35 – Jezus is vanaf Zijn conceptie “de Zoon van God” / Johannes 1:14 – het Woord werd vlees. |
Daarom belijdt de kerk niet uit eigen vinding, maar uit gehoorzaamheid. Ze probeert geen uitleg te geven van een mysterie, maar een afbakening van het onverklaarbare. Woorden als substantie en essentie zijn geen verklaringen, maar bakens. Ze markeren de grens tussen orthodoxie en ketterij, tussen gehoorzame verwondering en hoogmoedig systeemdenken.
Slechte Analogieën? Waarom De Drie-eenheid Niet Te Vangen Is In Beeldspraak
Beeldspraak als brug… of als breuklijn
Het is een universeel menselijke neiging: zodra het verstand stokt, grijpt men naar het beeld. Zeker wanneer het gaat om een geloofswaarheid die, laten we eerlijk zijn, de menselijke ervaring te boven gaat — zoals de Drie-eenheid. Geen wonder dus dat de kerkgeschiedenis vol staat met pogingen om het trinitarisch mysterie begrijpelijk te maken via analogieën. Een klaverblad (drie blaadjes, één plant). Water (vloeibaar, ijs, damp). Eén mens in drie rollen (vader, echtgenoot, werknemer). Ze worden gedeeld in preken, kinderbijbels, catechese… en ja, soms zelfs in theologische syllabi.
Maar hier is het probleem: bijna al deze analogieën zijn theologisch rampzalig. Ze proberen het onuitsprekelijke in het kader van het voor-de-hand-liggende te wringen, en verliezen daarbij juist datgene wat het goddelijke onderscheidt van het schepselmatige. Ze suggereren bijvoorbeeld dat God drie delen heeft (partialisme), of slechts drie verschijningsvormen kent (modalisme), of drie aparte wezens is (tritheïsme). Met de beste bedoelingen eindigt men dan in oude ketterijen — foutieve simplificaties die door de vroege kerk met kracht verworpen zijn, juist omdat ze de rijkdom van Gods openbaring verarmen tot menselijke logica.

Analogieën als verbeeldingshulpmiddel
Toch moeten we niet te snel — of te streng — oordelen over het gebruik van analogieën. In pedagogisch opzicht kunnen ze een functie vervullen, zolang men ze herkent als analogie en niet als definitie. Augustinus zelf, in zijn De Trinitate, loopt het hele menselijke innerlijk af — geheugen, verstand, wil — op zoek naar een spiegel voor het goddelijk mysterie. Maar telkens erkent hij ook de grens: niets op aarde is zoals God, hoogstens lijkt er iets oppervlakkig op. Zijn conclusie is even nuchter als devoot: “We zoeken in de schepping geen gelijke, maar een echo.”
De Bijbel zelf gebruikt immers ook antropomorfe taal: God wandelt, spreekt, hoort, ziet. Niet omdat Hij werkelijk fysieke voeten of oren heeft, maar omdat de Schrift ons uitnodigt om in mensentaal te begrijpen wie Hij is. Analogie is dan geen verraad aan de waarheid, maar een noodzakelijke vertaling. Echter — en dit is cruciaal — de analogie mag de realiteit nooit vervangen. Ze mag richting geven, maar geen grens trekken.
Waar het misgaat: fixatie op eenvoud
Een terugkerend probleem is dat veel analogieën te plat zijn. Ze vatten de eenheid van God op als optelsom (1+1+1), of als veranderlijke toestand (zoals water dat van vorm verandert). Maar God is geen mengsel, geen proces, geen rolwisselend acteur. De Drie-eenheid is geen scènewissel in een eenmansvoorstelling. De Vader is niet de Zoon, de Zoon is niet de Geest, en toch zijn ze niet drie wezens, maar één God.
Hier valt iets op over onze eigen denkwijze. Wij zijn vaak behept met wat men zou kunnen noemen: conceptuele bekrompenheid. Alles wat buiten onze zintuiglijke ervaring valt, willen we onmiddellijk herleiden tot iets wat we kunnen aanraken, visualiseren, verklaren. Maar dat is precies waar openbaringsgeloof zich onderscheidt van natuurreligie of humanistische metafysica. De Bijbel vraagt niet dat wij begrijpen om te geloven, maar dat wij geloven om te verstaan (cf. Jes. 7:9: “Indien u niet gelooft, zult u geen stand houden”).
Gods wezen vraagt geen uitleg, maar aanbidding
De kern van de zaak is deze: de Drie-eenheid is niet bedoeld om uitgelegd te worden als een formule, maar om aangebeden te worden als een Goddelijke realiteit. Als we ons verliezen in vereenvoudigende modellen, missen we niet alleen de subtiliteit van het dogma, maar ook de majesteit ervan. De Drie-enige God is geen puzzel om op te lossen, maar een Persoonlijke werkelijkheid die Zichzelf heeft geopenbaard — in Christus, door de Geest, tot eer van de Vader.
Wanneer Paulus in Romeinen 11 uitroept: “O diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God! Hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!”, dan heeft hij net een magistrale uiteenzetting gegeven van Gods heilsplan — in trinitaire structuur — en besluit hij niet met een schema, maar met doxologie. Precies dáár, in dat moment van aanbiddende verwondering, worden analogieën stil.
Tot slot: wees voorzichtig met klaverbladen
Moeten we dan helemaal stoppen met analogieën? Niet per se. Maar we moeten ze hanteren als catechetisch gereedschap, niet als systematische fundamenten. Vergelijkingen mogen kinderen helpen, maar geen dogma’s dragen. Elk beeld moet onmiddellijk worden gevolgd door een voorbehoud, een grens, een stilte. Want de levende God laat Zich kennen, maar niet vangen.
God Werd Mens: De Incarnatie En De Goddelijkheid Van Christus
Mens geworden God of God geworden mens?
De belijdenis dat God mens werd in Jezus Christus staat als een rots in het midden van de christelijke theologie. Tegelijkertijd is ze voor velen een struikelblok. Hoe kan een oneindige, ongeschapen God — volstrekt heilig en onaantastbaar — vlees worden? Is dat niet regelrecht in tegenspraak met passages zoals Numeri 23:19 (“God is geen man, dat Hij liegen zou, of een mensenkind, dat Hij ergens berouw over zou hebben”)? Sommige critici grijpen dit soort teksten aan om de incarnatie als een innerlijke contradictie weg te zetten: God is ongeschapen, de mens is geschapen — dus God kan geen mens worden zonder te stoppen met God zijn.2Bijvoorbeeld: Veen, R. (2023, september 13). De absurditeit van de Triniteit. Koinonia Bijbelstudie. https://koinoniabijbelstudie.nl/de-absurditeit-van-de-triniteit/ Voilà, de logica lijkt afdoende. Maar is dat werkelijk zo?
Twee naturen, één Persoon
Het klassieke christelijke antwoord is geformuleerd in de taal van de Chalcedonische geloofsbelijdenis (451 n.Chr.): Jezus Christus is één Persoon in twee naturen — volledig God en volledig mens, zonder vermenging, zonder verwarring, zonder scheiding. Deze geloofsbelijdenis is geen filosofische finesse, maar een poging om trouw te blijven aan de Schrift. Johannes 1:14 stelt zonder aarzeling: “Het Woord is vlees geworden”. Niet: het Woord veranderde in vlees, alsof de goddelijke natuur werd opgegeven. En ook niet: een mens werd goddelijk. Nee — het Woord (dat bij God was en God was — Joh. 1:1) werd vlees.
Deze taal confronteert ons met het wonder van de incarnatie: de tweede Persoon van de Drie-eenheid nam de menselijke natuur aan zonder op te houden God te zijn. De goddelijke natuur werd niet beperkt, vernietigd of opgenomen in de menselijke. Evenmin werd de menselijke natuur geabsorbeerd in het goddelijke. Beide naturen bleven voluit zichzelf — een mysterie, jazeker, maar geen contradictie.
Geen schepping van God, maar komst van God in de schepping
De veelgemaakte fout is te denken dat ‘vleeswording’ betekent dat God Zelf geschapen werd. Maar dat is een category mistake. Oftewel een categoriefout. De Zoon werd niet geschapen in Zijn goddelijkheid — die is eeuwig. Wat wél gebeurde: Hij nam een menselijke natuur aan binnen de geschiedenis. De Zoon werd niet een ander soort wezen, maar nam iets aan wat Hij voordien niet bezat: menselijkheid. Dit is cruciaal.
Filippenzen 2:6–8 formuleert het zó: “Hij die in de gestalte van God was, heeft het niet als roof beschouwd aan God gelijk te zijn, maar heeft Zichzelf ontledigd door de gestalte van een dienstknecht aan te nemen.” Let op: de Zoon ontledigde Zichzelf, niet door op te houden God te zijn, maar door de gestalte van een knecht (de menselijke natuur) te aanvaarden. Er is geen ontgoddelijking, slechts zelfvernedering in de sfeer van de incarnatie.
De Schepper onder de schepselen
Als God geen mens zou kunnen worden zonder op te houden God te zijn, dan zou de schepping een limiet aan God stellen. Maar dat is nu juist het radicale van het christelijke geloof: de Schepper is niet gebonden aan de schepping. Hij is er niet slechts boven verheven, maar ook vrij om erin af te dalen — en precies dát doet Hij in Christus.
Hebreeën 2:14 verwoordt het ongefilterd: “Omdat nu de kinderen van vlees en bloed zijn, heeft Hij eveneens daaraan deelgenomen.” Niet op afstand, niet symbolisch, maar werkelijk. De Zoon wordt één met ons — niet in zonde, maar in kwetsbaarheid, sterfelijkheid, lichamelijkheid. En in alles blijft Hij volkomen God.
De goddelijke logica van de incarnatie
Hier raakt het evangelie aan zijn diepste wortel: alleen als Jezus werkelijk mens is, kan Hij plaatsvervangend lijden. En alleen als Hij werkelijk God is, kan dat lijden oneindige waarde hebben. Een schepsel kan geen oneindige schuld verzoenen — alleen de Schepper Zelf. Dit is geen dogmatische luxe, maar een soteriologische noodzaak. De incarnatie is geen curiositeit in de christelijke leer, maar het hart van Gods reddende daad.
Zoals Anselmus al stelde in zijn Cur Deus Homo?, kon alleen God de schuld betalen — want de schuld was oneindig — en moest alleen de mens betalen — want de mens had gezondigd. Daarom, concludeert hij, moest de Verlosser zowel waarachtig God als waarachtig mens zijn. Diezelfde gedachte leeft voort in Zondag 6 van de Heidelbergse Catechismus, waar wordt onderstreept dat de Middelaar een rechtvaardig mens moet zijn om voor mensen te kunnen betalen, én tegelijk waarachtig God, om de last van Gods toorn te kunnen dragen en ons het leven te schenken. In Christus komen deze voorwaarden volmaakt samen.

Geen mens die God werd, maar God die mens werd
Het is dus van belang dat we het juiste perspectief behouden: Jezus Christus is niet een mens die tot goddelijke status werd verheven (zoals sommige gnostische of liberale denkrichtingen hebben gesuggereerd), maar God de Zoon die neerdaalde tot ons, die Zich deed kennen in de gestalte van het vlees. Johannes 14:9 is hier onthullend: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.” Niet omdat de Vader Zich letterlijk belichaamde, maar omdat in de Zoon het wezen van God zichtbaar werd in menselijke gedaante.
Deze incarnatie maakt het mogelijk dat wij God kunnen zien, kennen, benaderen. Niet als abstract principe, maar als levende Persoon — Immanuel, God met ons.
Geloof Is Geen Contradictie: De Redelijkheid Van Openbaringsgeloof
Geloven met verstand, niet ondanks
Een vaak gehoord bezwaar tegen de leer van de Drie-eenheid — en bij uitbreiding tegen de hele christelijke geloofsleer — is dat zij intellectueel onhoudbaar zou zijn. Alsof je, om te geloven, je redelijke vermogens moet uitschakelen, of minstens tijdelijk parkeren. Alsof geloof een soort mentale zelfoverstijging vereist waarbij men kiest voor mystiek boven consistentie. Sommige critici suggereren zelfs dat christenen eigenlijk helemaal niet echt in de Drie-eenheid geloven, maar slechts formules opdreunen uit traditie of emotionele gehechtheid.
Maar dit verwijt mist het doel. Geloof in de zin van de Schrift is geen blinde sprong in het duister, maar een reactie op Gods spreken. Het is een vertrouwensvolle toevertrouwing aan wat God heeft geopenbaard, niet het verlaten van de rede, maar het plaatsen van de rede onder de openbaring. Zoals de profeet Jesaja het formuleert: “Als u niet gelooft, zult u geen stand houden” (Jes. 7:9). Geloof is dus voorwaarde voor standvastigheid — ook verstandelijk. Niet omdat het alle vragen vooraf beantwoordt, maar omdat het wortelt in het betrouwbare karakter van Degene die Zichzelf kenbaar maakt.
Fides quaerens intellectum
De klassieke uitspraak van Anselmus, fides quaerens intellectum (“geloof dat het begrip zoekt”), is hier bijzonder toepasselijk. Geloof is niet het eindpunt van denken, maar het begin. Het stelt de juiste epistemische houding in: nederigheid tegenover wat buiten ons ligt. In tegenstelling tot het modernistisch ideaal van autonome rationaliteit, erkent het christelijke geloof de beperkingen van de menselijke kenvermogens — zonder in irrationalisme te vervallen.
De mens is geen tabula rasa die objectief en neutraal de waarheid onderzoekt. Zijn denken is gekleurd door liefde, angst, zelfbehoud en morele vooroordelen. Geloof leert hem om zichzelf niet als laatste norm te nemen, maar om zich te onderwerpen aan het Woord van God. Dat is geen anti-intellectualisme; het is het loslaten van de illusie van zelfgenoegzaamheid.

Paradox is geen contradictie
Wie zegt dat de Drie-eenheid een logische onmogelijkheid is, verwart doorgaans een paradox met een contradictie. Een contradictie stelt dat iets tegelijkertijd waar en niet-waar is in dezelfde zin — een volslagen onmogelijkheid. Een paradox daarentegen stelt twee waarheden naast elkaar die schijnbaar botsen, maar niet logisch onverenigbaar zijn.
Dat God één is in wezen en drie in persoon is geen contradictie, omdat ‘wezen’ en ‘persoon’ verschillende categorieën zijn. Het is mysterieus, zeker. Moeilijk te bevatten? Zonder twijfel. Maar niet innerlijk incoherent. In feite is het vaak de logica van de critici die in de knoop raakt zodra ze hun eigen reducties toepassen. Wie God reduceert tot wat begrijpelijk is, loopt het risico geen God over te houden. Een God die volledig doorgrondbaar is, is in wezen een projectie — een vergoddelijkte versie van onszelf.
Geloof als existentiële redelijkheid
Daarnaast moeten we erkennen dat geloof niet slechts een cognitieve handeling is, maar een existentiële toewending. Het gaat om meer dan instemmen met proposities; het betreft de mens in zijn geheel. De Bijbel spreekt van geloof als vertrouwen (pistis), als overgave, als het rusten op Gods belofte.
In dat licht is het helemaal niet vreemd dat geloof zich niet uitsluitend conformeert aan menselijke logica. Want menselijke logica is, hoe nuttig ook, niet het hoogste criterium voor waarheid — de openbaring van God is dat. Deus dixit gaat vooraf aan homo cogitat. Eerst spreekt God; dan denkt de mens. Pas binnen dat kader wordt waarachtig verstaan mogelijk.
Waarom de Drie-eenheid geloofwaardig is
De leer van de Drie-eenheid voldoet niet aan het schema van menselijke eenvoud. Ze is geen uitvinding van menselijke redenering, maar een ontdekking binnen het veld van de openbaring. En juist dát maakt haar geloofwaardig. Want een door mensen bedacht godsbeeld zou voorspelbaarder zijn, platter, consistenter met de menselijke verwachting. Maar de Drie-eenheid verstoort die verwachting, net zoals de gekruisigde Messias dat doet (1 Kor. 1:23).
In feite sluit de Drie-eenheid — in al haar mysterie — nauw aan bij de ervaring van gelovigen: dat God niet in ons denkraam past, dat Hij tegelijkertijd nabij en verheven is, intiem én ondoorgrondelijk. De Schrift bevestigt dit voortdurend: “De verborgen dingen zijn voor de HEERE, onze God, maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen” (Deut. 29:29). De Drie-eenheid valt in die tweede categorie: geopenbaard, maar nooit volledig verklaard.
Slotbeschouwing: De Drie-eenheid Als Hartslag Van Het Evangelie
Niet een abstract dogma, maar een levend geheimenis
Wie zich uitsluitend filosofisch of kritisch-logisch opstelt tegenover de leer van de Drie-eenheid, loopt het gevaar haar te benaderen als een intellectueel raadsel dat moet worden opgelost — alsof het hier om een kosmisch rekensommetje gaat. Maar wie zich laat onderwijzen door de Schrift, zal allengs ontdekken dat de Drie-eenheid niet slechts een doctrine over God is, maar een open venster op God. Niet slechts een puzzel, maar een uitnodiging tot aanbidding.
Want wat is de essentie van het evangelie, zo niet dat God Zichzelf geeft? Niet op afstand, maar van binnenuit. Van de Vader, door de Zoon, in de Heilige Geest (Ef. 1:3–14). Deze formule is niet het werk van theologische constructie, maar het ritme van Gods handelen door de hele heilsgeschiedenis heen. De Vader zendt, de Zoon gehoorzaamt, de Geest overtuigt en vernieuwt. Geen botsende belangen, geen verdeelde godheid — maar één plan, gedragen door drie Personen in perfecte harmonie.
Gods liefde vóór de schepping
Dat God liefde is (1 Joh. 4:8) zou leeg en vrijblijvend blijven, als Hij niet ook relationeel was in Zichzelf. Een absoluut enkelvoudige God, zonder innerlijke relationaliteit, zou pas liefde kunnen tonen ná de schepping — wat zou betekenen dat liefde geen wezenlijk kenmerk van Zijn wezen is, maar iets bijkomstigs, afhankelijk van iets buiten Hemzelf. Doch de Drie-enige God heeft eeuwig lief gehad, vóór er ook maar één atoom bestond.
Vader, ik wil dat zij die U Mij gegeven hebt bij Mij zijn, waar Ik ben, opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen die U Mij gegeven hebt, want U hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging van de wereld (Joh. 17:24). Deze woorden van Jezus zijn geen poëtische overdrijving, maar een blik in het eeuwige binnenleven van God. Hier fonkelt het geheimenis: liefde als oergrond van het bestaan.
De Drie-eenheid en onze verlossing
Zonder de Drie-eenheid zou er geen evangelie zijn. Geen kruis dat werkelijk verzoent, geen Geest die levend maakt, geen God die zowel rechtvaardig is als rechtvaardigend (Rom. 3:26). Alleen een drie-enige God kan tegelijkertijd de Wetgever zijn, de Plaatsvervanger en de Levengever. In Christus stierf niet een externe redder, maar God Zelf in de menselijke natuur — niet als toneelstuk, maar als plaatsvervangende realiteit.
En de Geest? Hij is geen abstracte kracht, maar een goddelijke Persoon die in de gelovige woont, getuigt, troost, overtuigt en leidt (Rom. 8:16; Joh. 14:26). Alleen als de Geest werkelijk God is, is Zijn inwoning geen blijk van heiligschennis, maar van heiligmaking.
Wat blijft is lofzang
Na alle hoofdstukken vol begrippen, bezwaren en weerleggingen, blijft er uiteindelijk maar één gepaste reactie over: doxologie. Paulus, na elf hoofdstukken theologisch vuurwerk in de Romeinenbrief, sluit af met: “Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen” (Rom. 11:36).
De leer van de Drie-eenheid is geen randzaak. Zij is het hart, de puls, de muziek waarop het hele evangelie danst. Wie haar prijsgeeft, prijst op den duur het evangelie zelf af — en houdt een schim over, een god op menselijke maat. Maar wie haar aanvaardt, juist omdat ze ons verstand overstijgt, zal ontdekken: hier spreekt de levende God. En Hij is wonderbaarlijk één — en volmaakt drie.

🧭 Fundament van alles: waarheid, moraal en logica
Benieuwd waarom niet zomaar ‘een hogere macht’, maar juist de Drie-enige God van de Bijbel noodzakelijk is als fundament voor waarheid, moraal en logisch denken? Lees het diepgravende en doordachte artikel:
👉 Waarom alleen de Drie-enige God het fundament is voor waarheid, moraal en logica — een theologisch-filosofische verkenning van wat waarheid echt vereist.
Reacties en ervaringen
Hieronder kun je reageren op dit artikel. Je kunt bijvoorbeeld je ervaringen delen met het nadenken over de Drie-eenheid, of een vraag stellen naar aanleiding van de besproken bezwaren en weerleggingen. Ook tips of doordachte aanvullingen zijn welkom. Wij stellen reacties zeer op prijs. Reacties worden niet automatisch (direct) gepubliceerd, maar verschijnen pas nadat ze door de redactie zijn gelezen. Dit is om spam of anderszins ongewenste of ongepaste reacties te filteren. Houd er rekening mee dat dit enige uren kan duren.