Last Updated on 29 november 2024 by M.G. Sulman
De abortusbeweging is geen beweging die eenvoudigweg pleit voor keuzevrijheid of medische autonomie, maar een manifestatie van wat we in alle eerlijkheid moeten aanduiden als een neo-heidense doodscultus. Achter de façade van vrijheid en vooruitgang gaat een ideologie schuil die het leven, het heilige geschenk van God, offert op het altaar van zelfbeschikking en gemak. Zij maakt daarbij gebruik van drogargumenten. Deze argumenten zijn vaak gericht op het benadrukken van autonomie, economische voordelen en sociale vooruitgang, terwijl ze de intrinsieke waarde van het ongeboren leven volledig negeren. Het recht van de vrouw op zelfbeschikking wordt gepresenteerd als een absoluut goed, waarbij geen ruimte is voor de erkenning van de rechten van het ongeboren kind.
Inhoud
- 1 De abortusbeweging: een neo-heidense doodscultus
- 2 Argumenten vóór abortus ontkracht
- 2.1 ‘Mijn lichaam! Mijn keuze!’
- 2.2 ‘Het is maar een klompje cellen’
- 2.3 Argument van Amnesty International: Vrijheid en reproductieve autonomie
- 2.4 ‘Abortus = zorg’
- 2.5 ‘Beperking van abortus leidt tot massale sterfte door illegale abortussen’
- 2.6 ‘Mannen hebben niets te zeggen over het lichaam van een vrouw’
- 2.7 ‘Ik ben niet pro-abortus, ik ben pro-keuze’
- 3 Discussie tussen pro-life en pro-choice
- 4 Subjectief en arbitrair
- 5 Reacties en ervaringen
De abortusbeweging: een neo-heidense doodscultus
In een samenleving die zichzelf vaak beschouwt als modern en verlicht, zien we de heropleving van een antieke praktijk: het verwerpen van de waarde van het ongeboren of prille leven. Heidense culturen uit de oudheid kenden hun eigen vormen van kinderoffers, vaak in dienst van afgoden zoals Moloch. Vandaag zijn die afgoden vervangen door nieuwe symbolen – autonomie, carrière en zelfontplooiing – maar de uitkomst is dezelfde: een ontkenning van de intrinsieke waarde van elk menselijk leven.
In de tijd van het Romeinse Rijk was het bijvoorbeeld ook geaccepteerd om borelingen te doden als ze als ongewenst werden beschouwd. Dit gebeurde vaak door het kind bloot te stellen aan de elementen, waarbij het werd achtergelaten op afgelegen plekken om te sterven. Deze praktijk weerspiegelde enkele diepgewortelde waarden van die tijd, zoals het belang van economische draagkracht, waarbij een ongewenst kind als een te grote last werd gezien. Ook werd de autonomie van de pater familias (het hoofd van het gezin) hoog gewaardeerd; hij had het recht om te beslissen over leven en dood van zijn gezinsleden. Daarnaast werd het leven van een pasgeborene niet als intrinsiek waardevol beschouwd, vooral wanneer het kind niet voldeed aan de gewenste kenmerken, zoals gezondheid of geslacht. Dit alles leidde ertoe dat ouders het kind vaak achterlieten in bossen of op vuilnisbelten, zodat het door de kou, honger, of wilde dieren zou sterven. Dit gebeurde zonder directe betrokkenheid van de ouders, zodat zij niet zelf de dood van hun kind hoefden te bewerkstelligen. Er zijn parallellen te trekken naar vandaag de dag, waar de waarde van het ongeboren leven vaak wordt gerelativeerd in het kader van autonomie en economische overwegingen. Net zoals in het Romeinse Rijk de economische draagkracht en de autonomie van de pater familias leidend waren, wordt in de moderne abortusdiscussie vaak de autonomie van de vrouw en haar economische situatie als doorslaggevend gezien. In beide gevallen worden kwetsbare levens opgeofferd vanwege persoonlijke of maatschappelijke voorkeuren, waarbij de waarde van het ongeboren of pasgeboren kind ondergeschikt wordt gemaakt aan andere belangen. Dit heeft ook ingrijpende maatschappelijke consequenties. Het leidt tot een afname van respect voor het menselijk leven in de samenleving, waarbij economische of persoonlijke belangen prevaleren boven de bescherming van kwetsbare levens. Deze houding kan bijdragen aan een verharding van de maatschappij, waarin individuele autonomie boven solidariteit wordt gesteld. Het idee dat het leven ‘onderhandelbaar’ is, kan bovendien doorwerken in hoe we omgaan met andere kwetsbare groepen, zoals ouderen of mensen met een beperking. Hierdoor ontstaat een samenleving waarin menselijke waardigheid afhankelijk is van nut of gewenste eigenschappen, in plaats van een intrinsieke waarde die ieder mens toekomt.
De abortusbeweging benadrukt “keuze”:“Iedere vrouw heeft het recht om bij een ongewenste zwangerschap in vrijheid te kiezen voor een abortus.” Deze keuze wordt gepresenteerd als een absoluut goed, waarbij wordt beweerd dat het recht op zelfbeschikking boven alles staat. Dit denken weerspiegelt een fundamenteel gebroken wereldbeeld waarin het prille leven niet langer wordt erkend als een heilig en onaantastbaar geschenk van God, maar als iets dat naar believen kan worden gedood. Deze ontkenning van de intrinsieke waarde van leven en het streven naar totale zelfbeschikking zijn kenmerkend voor een neo-heidense ideologie. In het heidendom van de oudheid werden vaak afgoden gediend waarbij persoonlijke belangen en economische overwegingen centraal stonden, boven de bescherming van kwetsbaar leven. Het idee dat individuele autonomie en economisch gewin belangrijker zijn dan het beschermen van kwetsbaar leven, zoals bij abortus het geval is, weerspiegelt deze oude heidense waarden. Het relativisme rondom het leven van ongeboren kinderen toont een heropleving van deze vroegere praktijken, waarbij het offeren van kwetsbare levens werd gerechtvaardigd door vermeende voordelen voor het individu of de gemeenschap. Het idee dat persoonlijke autonomie en economisch gewin boven alles staan, weerspiegelt diezelfde heidense waarden, waarbij het leven van de zwaksten wordt geofferd voor vermeend eigenbelang. Net zoals in de oudheid de afgoden van welvaart en gemak werden gediend door het offeren van kwetsbare levens, zo zien we vandaag de dag dat dezelfde waarden domineren onder het mom van persoonlijke vrijheid en economische vooruitgang. Het is een heropleving van de oude praktijken van kinderoffers, waarbij het individu boven alles wordt gesteld en waarin kwetsbare levens worden geofferd ten gunste van maatschappelijke en persoonlijke belangen.
Argumenten vóór abortus ontkracht
Laten we de belangrijkste argumenten vóór abortus op hun merites beoordelen.1End Aobortion Now. 10 Pro-Life Arguments Against Abortion. https://endabortionnow.com/10-answers-to-common-pro-choice-objections/ (ingezien op 29-11-2024)
‘Mijn lichaam! Mijn keuze!’
De slogan ‘Mijn lichaam, mijn keuze!’ wordt vaak geroepen, maar de gevolgen worden zelden goed doordacht.
Er wordt vaak gezegd: ‘Ik ben persoonlijk niet voor abortus, maar het is de keuze van de vrouw.’ Maar waar gaat die keuze echt over? Gaat het werkelijk om de vrijheid om een leven te beëindigen?
We zouden in geen enkele andere situatie accepteren dat iemand zegt: ‘Ik ben tegen geweld zoals onthoofden, verminken of vergiftigen, maar mensen moeten wel de vrijheid hebben om daarvoor te kiezen.’ Deze redenering is simpelweg niet houdbaar.
Toch wordt dit argument vaak gepresenteerd als een verdediging van ‘reproductieve vrijheid’, wat in feite een verhullende term is voor het recht om een ongeboren leven te beëindigen. Zodra een vrouw zwanger is, heeft de reproductie immers al plaatsgevonden; vanaf dat moment gaat het om de bescherming van een nieuw leven.
Wat veel mensen niet goed beseffen, is dat het lichaam van de baby in de baarmoeder een uniek, zelfstandig lichaam is, met een eigen genetisch profiel dat verschilt van dat van de moeder. Vanaf het moment van conceptie heeft de baby eigen DNA, dat uniek is en zelfs bepaalt of het kind bijvoorbeeld een ander geslacht heeft dan de moeder. Dit betekent dat het ongeboren kind een afzonderlijk biologisch wezen is, dat gebruikmaakt van de baarmoeder om zich te ontwikkelen, maar geen deel is van het lichaam van de moeder. Als abortus werkelijk om het lichaam van de moeder zou gaan, zou zij degene zijn die sterft, niet het kind. Het gaat hier om twee verschillende lichamen, waarvan het ene volledig afhankelijk is van het andere voor voeding en bescherming, maar wel degelijk zijn eigen bestaan heeft.
De vraag blijft: zijn we bereid om écht alle vrouwen gelijke rechten te geven, inclusief de rechten van de kleinste, meest kwetsbare onder ons – de ongeboren kinderen, waarvan de helft meisjes zijn? Als we het hebben over gelijke rechten, kunnen we dan ook opkomen voor diegenen die nog geen stem hebben, maar wel leven en bescherming verdienen?
‘Het is maar een klompje cellen’
Het idee dat een ongeboren kind slechts een ‘klompje cellen’ is, dient vaak om een morele verantwoordelijkheid te ontwijken. Door te doen alsof dit niets met ons te maken heeft, dragen we simpelweg bij aan onrecht.
Voorstanders van abortus proberen het ongeboren kind vaak te ontmenselijken door de termen ’embryo’ en ‘foetus’ te gebruiken. Het woord verandert echter niets aan de realiteit; een baby blijft een baby, hoe klein het ook is en hoe we het ook noemen. Een bekende babywebsite schrijft bijvoorbeeld:
“Een embryo is de benaming voor je baby in het allerprilste begin van je zwangerschap.”224Baby. Embryo: het prille begin van je baby. https://www.24baby.nl/zwanger/zwangerschap-zo-werkt-het/embryo/ (ingezien op 29-11-2024)
Taalgebruik verandert de werkelijkheid niet. Het ‘beëindigen van een zwangerschap’ blijft simpelweg het doden van een kind. Het argument dat een ongeboren kind slechts een klompje cellen is, houdt geen stand, want uiteindelijk bestaan we allemaal uit cellen. Biologisch gezien staat vast dat er vanaf de conceptie sprake is van een uniek menselijk leven, dat zich vanaf dat moment onderscheidt van de moeder.
Daarnaast is wetenschappelijk bewezen dat vanaf een heel vroeg stadium van de zwangerschap belangrijke menselijke kenmerken aanwezig zijn. Zo begint het hart al te kloppen rond de zesde week en vanaf acht weken zijn de organen al in aanleg aanwezig. Dit laat zien dat het ongeboren kind zich snel ontwikkelt tot een compleet menselijk wezen, met alle benodigde genetische informatie – reeds vanaf de conceptie aanwezig. Deze feiten onderstrepen dat we hier niet spreken over een eenvoudig ‘klompje cellen’, maar over een zich ontwikkelend menselijk leven.
Ook al heeft het ongeboren kind nog geen armen, benen, hartslag of het vermogen om pijn te voelen, het is al een mens, geschapen naar Gods beeld (Genesis 1:27, Psalm 139:13).
Argument van Amnesty International: Vrijheid en reproductieve autonomie
Amnesty International stelt dat je niet vrij bent als je geen beslissingen kunt nemen over je eigen lichaam of over je toekomst. Volgens hen heeft iedereen recht op controle over hun vruchtbaarheid en reproductieve autonomie. Dit is volgens hen vooral belangrijk voor vrouwen, meisjes en mensen die zwanger kunnen worden.3Amnesty International. Abortion Rights. https://www.amnesty.org/en/what-we-do/sexual-and-reproductive-rights/abortion-facts/ (ingezien op 29-11-2024)
Het klinkt nobel: ‘Je bent niet vrij als je geen beslissingen kunt nemen over je eigen lichaam.’ Maar vrijheid is nooit absoluut en gaat altijd gepaard met verantwoordelijkheid, zeker als het gaat om het leven van een ander. De vraag die Amnesty niet stelt, maar die essentieel is: Waar begint de verantwoordelijkheid voor een ander menselijk leven? Vanaf het moment van conceptie ontstaat een uniek leven, een nieuw mens dat niet simpelweg een deel van het lichaam van de moeder is, maar een individu met eigen DNA en potentie.
Vrijheid betekent niet de macht om over andermans leven te beschikken. Reproductieve autonomie houdt niet in dat we de rechten van het ongeboren kind kunnen negeren. Waar de vrijheid van de één eindigt, begint het recht op leven van de ander, ook van dat kleine, nog ongeboren mensje. Het argument van ‘reproductieve autonomie’ klinkt mooi, maar negeert het fundamentele feit dat bij een zwangerschap niet één lichaam betrokken is, maar twee. Vrijheid zonder verantwoordelijkheid voor dat andere leven, is geen vrijheid, maar een vorm van onderdrukking van degene die het zwakst en het meest kwetsbaar is.
‘Abortus = zorg’
De mantra ‘abortus = zorg’ klinkt misschien geruststellend, maar het is een misleidende simplificatie. Echte zorg beschermt, ondersteunt en koestert het leven, terwijl abortus juist een einde maakt aan een nieuw, pril leven. Zorg gaat over genezing, over het verbeteren van welzijn en het bieden van bescherming aan de meest kwetsbaren. Het ongeboren kind is daarbij de meest kwetsbare van allemaal, afhankelijk van de bescherming van de moeder.
Abortus wordt gepresenteerd als een vorm van medische hulpverlening, maar het negeert de realiteit dat er twee levens betrokken zijn. Een arts die abortus uitvoert, helpt niet het leven van het ongeboren kind te beschermen, maar beëindigt het bewust. Dit druist in tegen de essentie van wat zorg zou moeten zijn: het beschermen van leven. Het omdraaien van woorden om het beëindigen van een leven te verpakken als ‘zorg’ doet tekort aan wat echte zorg betekent. Sterker nog, het is een flagrante leugen.
Abortus is geen zorg, omdat het proces in werkelijkheid gruwelijk en destructief is. Bij een abortusprocedure wordt het ongeboren kind, dat zich al aan het ontwikkelen is met eigen organen en lichaamsdelen, letterlijk uit elkaar getrokken of chemisch afgebroken. Afhankelijk van het stadium van de zwangerschap kan dit betekenen dat ledematen van het kind worden verwijderd of dat het met een zuigapparaat uit de baarmoeder wordt gehaald. Dit is niet het beschermen van leven, maar het gewelddadig beëindigen ervan. Zulke ingrepen gaan direct in tegen het idee van zorg als iets dat leven moet ondersteunen en beschermen.
Als we spreken over ‘zorg’, moeten we ons richten op het vinden van oplossingen die zowel de moeder als het kind ondersteunen. Dat betekent hulp bij ongewenste zwangerschappen, het aanbieden van emotionele en financiële ondersteuning en het creëren van een omgeving waarin beide levens een kans krijgen om te bloeien. Dat is ware zorg. Abortus is geen zorg; het is een tragisch einde aan een levensverhaal dat nooit de kans heeft gekregen om te beginnen.
‘Beperking van abortus leidt tot massale sterfte door illegale abortussen’
Het argument dat het beperken of illegaal maken van abortus zou leiden tot tienduizenden vrouwen die sterven door illegale ‘achterkamer’ abortussen, is een veelgehoorde waarschuwing. Het roept beelden op van gevaarlijke omstandigheden en medische wanhoop. Maar de vraag is of dit scenario echt onvermijdelijk is en of het een eerlijk beeld schetst van wat er werkelijk gebeurt.
Het argument gaat er automatisch van uit dat vrouwen, als abortus illegaal wordt, massaal hun toevlucht zouden nemen tot gevaarlijke, onprofessionele procedures. Dit is echter een vals dilemma. We zien in de praktijk dat in landen waar abortusbeperkingen gelden, er juist meer wordt geïnvesteerd in alternatieven die zowel moeder als kind beschermen. Denk aan betere voorlichting, toegang tot anticonceptie en steun voor ongewenst zwangere vrouwen. De keuze is niet tussen een legale en een gevaarlijke abortus, maar tussen een cultuur die leven beschermt en een cultuur die leven beëindigt.
Daarnaast heeft de moderne medische technologie en het internet vrouwen toegang gegeven tot informatie en middelen die in het verleden niet beschikbaar waren. Het idee van de ‘achterkamer’ abortus komt voort uit een tijd waarin vrouwen geen toegang hadden tot deze kennis en middelen. Vandaag de dag zijn er tal van organisaties die vrouwen in nood ondersteunen, zonder dat ze hun leven in gevaar hoeven te brengen.
Het ware antwoord ligt niet in het faciliteren van abortus, maar in het ondersteunen van vrouwen zodat ze niet in een positie komen waarin ze denken dat abortus hun enige optie is. Het bouwen van een samenleving die leven ondersteunt, betekent dat we vrouwen de hulp, de middelen en de hoop bieden die ze nodig hebben om hun kinderen met vertrouwen en waardigheid groot te brengen. Het argument van massale sterfte door illegale abortussen is een angstbeeld dat geen recht doet aan de alternatieven die we kunnen en moeten bieden.
‘Mannen hebben niets te zeggen over het lichaam van een vrouw’
Het argument dat mannen niets te zeggen hebben over het lichaam van een vrouw is een veelgebruikte stelling in de abortusdiscussie. Het klinkt rechtvaardig: alleen de vrouw draagt de fysieke lasten van een zwangerschap, dus alleen zij zou het recht hebben om daarover te beslissen. Maar dit argument negeert een aantal belangrijke aspecten.
Allereerst is de discussie over abortus niet simpelweg een kwestie van wie er een zwangerschap draagt, maar over de waarde van het leven dat groeit in de baarmoeder. Dit leven, dat vanaf conceptie uniek is, is geen eigendom van de moeder of vader, maar een op zichzelf staande mens, afhankelijk van bescherming. De vraag wie wel of niet iets mag zeggen over abortus is dus niet enkel een genderkwestie, maar een morele vraag over de bescherming van kwetsbaar leven.
Verder zijn mannen net zo goed betrokken bij het ontstaan van nieuw leven. Ze dragen misschien niet de fysieke lasten van een zwangerschap, maar ze hebben wel een verantwoordelijkheid ten opzichte van het kind dat mede door hun toedoen is ontstaan. Hen volledig uitsluiten van de discussie is hetzelfde als zeggen dat hun verantwoordelijkheid en zorg voor dat leven er niet toe doen.
Bovendien is iets waar of niet waar, moreel verwerpelijk of niet moreel verwerpelijk, onafhankelijk van wie het zegt. Dit betekent dat de inhoud van een argument op zijn eigen merites beoordeeld moet worden, los van de persoon die het naar voren brengt. Of iemand nu man of vrouw is, het recht om te spreken over ethische kwesties zoals abortus is niet gebonden aan geslacht. Waarheid en moraliteit staan boven persoonlijke eigenschappen en zijn universeel. Het idee dat iemand vanwege zijn geslacht geen mening mag hebben over een morele kwestie ondermijnt de kern van een open dialoog, waarin argumenten en waarden centraal staan in plaats van persoonlijke kenmerken.
Abortus gaat niet alleen over het recht op autonomie van de vrouw, maar ook over de rechten van het ongeboren kind. Dat gesprek vraagt om de betrokkenheid van iedereen, ongeacht geslacht. Want wanneer het gaat om de bescherming van leven, hoort iedereen een stem te hebben. We kunnen de discussie niet beperken tot een enkele groep. We hebben het immers over een kwestie die de kern van ons menszijn raakt: zorg, verantwoordelijkheid en de bescherming van de meest kwetsbaren. Dit betekent dat we ons moeten inzetten voor hen die zelf niet in staat zijn hun rechten te verdedigen, zoals ongeboren kinderen, ouderen en mensen met een beperking. Juist deze groepen hebben onze steun nodig, omdat ze vaak afhankelijk zijn van anderen voor hun welzijn en bescherming.
‘Ik ben niet pro-abortus, ik ben pro-keuze’
De deceptie achter uitspraken als ‘Ik ben niet pro-abortus, ik ben pro-keuze’ (pro-choice) of ‘Ik zou zelf nooit een abortus doen, maar ik kan een ander niet vertellen wat te doen’ wordt vaak ingezet door politici die zowel de pro-life als de pro-abortus achterban willen plezieren. Dit soort uitspraken lijken ruimhartig en tolerant, maar zijn in feite een poging om verantwoordelijkheid te ontlopen.4OCA. Common Pro-Abortion Cliches and the Pro-Life Response. https://www.oca.org/parish-ministry/familylife/common-pro-abortion-cliches-and-the-pro-life-response (ingezien op 29-11-2024)
Het probleem met deze argumenten is dat ze proberen neutraal te blijven in een kwestie die fundamenteel niet neutraal is: het gaat over leven en dood. Door te zeggen ‘ik ben persoonlijk tegen abortus, maar…’ wordt er erkend dat abortus moreel problematisch is, maar vervolgens wordt deze erkenning weggewuifd door het recht van een ander om zelf te beslissen boven alles te stellen. Dit is een vorm van morele inconsequentie. Als we wetten kunnen hebben tegen moord, verkrachting, diefstal en incest, die allen een culturele moraal vastleggen, waarom zou de wet dan niet ook een moraal kunnen vastleggen over de bescherming van het ongeboren leven?
Wetten zijn altijd het voertuig geweest waarmee een samenleving zijn diepste morele en ethische overtuigingen beschrijft en beschermt. Als we zeggen dat abortus een persoonlijke keuze is en niet gereguleerd zou moeten worden, ontkennen we de verantwoordelijkheid van de samenleving om de meest kwetsbaren te beschermen. We kunnen morele kwesties niet simpelweg buiten de wet laten vallen omdat ze ongemakkelijk zijn. De kern van een samenleving is juist dat we morele standaarden vaststellen en het recht om te leven is een van de meest fundamentele standaarden die beschermd moet worden.
Discussie tussen pro-life en pro-choice
Pro-choice: Ik vind dat vrouwen het recht moeten hebben om zelf te bepalen wat ze met hun lichaam doen. Uiteindelijk is abortus een persoonlijke keuze. Niemand zou dat recht moeten kunnen beperken.
Pro-life: Maar mogen we even teruggaan naar de basis: wat bepaalt de waarde van een mensenleven? Is het recht op zelfbeschikking belangrijker dan het recht op leven van het ongeboren kind?
Pro-choice: Natuurlijk niet, maar het ongeboren kind is afhankelijk van de moeder. Het is haar lichaam en haar beslissing. We kunnen haar niet dwingen iets te doen waar ze niet achter staat.
Pro-life: Begrijp ik, maar afhankelijkheid bepaalt toch niet de waarde van een leven? Een baby, een zieke ouder, een gehandicapt persoon – allemaal zijn ze afhankelijk, maar we twijfelen niet aan hun recht op leven. Het feit dat het ongeboren kind afhankelijk is van de moeder maakt het leven niet minder waardevol, het maakt het juist nóg kwetsbaarder en nog meer waard om beschermd te worden.
Pro-choice: Maar wie zijn wij om te beslissen wat een vrouw met haar eigen lichaam doet? Het voelt alsof we haar vrijheid afnemen.
Pro-life: De vrijheid van een persoon houdt toch altijd op waar het leven van een ander begint? Als we wetten hebben tegen moord, tegen verkrachting, tegen elke vorm van geweld, dan is dat om het leven te beschermen – zelfs als dat betekent dat we iemand’s vrijheid moeten beperken. Het ongeboren kind is geen deel van het lichaam van de moeder; het heeft zijn eigen DNA, zijn eigen potentie. Waarom zou het recht van de vrouw zwaarder wegen dan het recht op leven van het kind?
Pro-choice: Maar sommige vrouwen bevinden zich in hele moeilijke situaties. Wat als ze niet de middelen hebben om voor een kind te zorgen?
Pro-life: Dat is een belangrijk punt. Juist daarom moeten we niet naar abortus kijken als een ‘oplossing’, maar als een symptoom van diepere problemen. Waar echte zorg nodig is, moeten we aanwezig zijn: sociale steun, financiële hulp, emotionele begeleiding. De samenleving zou juist deze vrouwen moeten helpen, in plaats van hen een keuze te bieden die eigenlijk geen keuze is, maar eerder een tragisch eindpunt.
Pro-choice: Maar hoe zit het met situaties van verkrachting of als het leven van de moeder in gevaar is?
Pro-life: Situaties zoals verkrachting zijn verschrikkelijk. Het is de verkrachter die de volledige schuld draagt en die de zwaarste straf verdient, niet het ongeboren, weerloze en onschuldige kind. Niemand zou moeten doorstaan wat zulke vrouwen ervaren. Toch blijft de vraag: heeft het kind, dat niets kan doen aan de omstandigheden van zijn conceptie, ook recht op leven? Het leven van de moeder is absoluut waardevol. Wanneer haar leven op het spel staat, moeten alle mogelijke middelen worden gebruikt om haar te beschermen – maar altijd in de geest van het beschermen van beide levens, waar mogelijk. Het gaat erom dat we elk leven waarderen en beschermen, vooral dat van de meest kwetsbaren onder ons.
Subjectief en arbitrair
Vanuit een presuppositionalistisch standpunt kan worden beargumenteerd dat de pro-choice argumenten geen enkele objectieve basis bieden om als moreel juist te worden beschouwd. Dit komt omdat de meeste pro-choice argumenten gebaseerd zijn op persoonlijke autonomie, maatschappelijke normen of individuele voorkeuren. Deze uitgangspunten zijn echter per definitie subjectief en verschillen van persoon tot persoon, cultuur tot cultuur, en tijdperk tot tijdperk.
De presuppositionalistische visie stelt dat morele waarheden alleen objectief kunnen zijn als ze verankerd zijn in een absoluut fundament, zoals een transcendente, onveranderlijke bron van moraal. Zonder zo’n bron blijven morele opvattingen slechts meningen, zonder bindende kracht of universele geldigheid. Hierdoor wordt het argument voor autonomie als basisrecht zwak, omdat het afhankelijk is van wat individuen of samenlevingen toevallig belangrijk vinden, zonder dat het noodzakelijk objectief juist is.
Verder stelt het presuppositionalisme dat alleen een objectieve morele standaard – bijvoorbeeld afkomstig van een goddelijke wetgever – een consistente basis kan bieden voor ethische uitspraken. Zonder zo’n standaard kunnen morele keuzes zoals het recht op abortus slechts worden afgemeten aan subjectieve maatstaven, die arbitrair zijn en onderhevig aan verandering. Dit betekent dat pro-choice argumenten, die veelal afhankelijk zijn van menselijke voorkeuren en culturele waarden, geen solide en universeel geldige basis vormen voor de moraal. Ze kunnen daarom niet overtuigend worden beschouwd als absoluut moreel juist.
Neem bijvoorbeeld deze fictieve discussie ter verduidelijking:
Pro-choice exponent: Ik vind dat vrouwen het recht moeten hebben om te beslissen over hun eigen lichaam. Niemand heeft het recht om hen te vertellen wat ze moeten doen met hun eigen leven.
Presuppositionalist: Volgens welke maatstaf bepaal je dat een vrouw het recht moet hebben om over haar eigen lichaam te beslissen? Wat maakt dat moreel juist?
Pro-choice exponent: Nou, het lijkt me duidelijk dat iedereen recht heeft op autonomie. Vrijheid over je eigen lichaam is toch een basisrecht?
Presuppositionalist: Begrijpelijk dat je autonomie belangrijk vindt. Maar mijn vraag blijft: volgens welke maatstaf is dat een basisrecht? Waar komt dat idee vandaan?
Pro-choice exponent: Dat is gewoon een universele waarde. Mensen moeten vrij zijn om hun eigen keuzes te maken.
Presuppositionalist: Maar wat bedoel je precies met ‘universele waarde’? Als we kijken naar verschillende tijden en culturen, zien we dat er heel veel verschillen zijn in hoe mensen tegen vrijheid en rechten aankijken. Hoe bepaal je dan dat autonomie overal en altijd juist is?
Pro-choice exponent: Misschien komt het dan gewoon neer op wat we in onze samenleving belangrijk vinden: persoonlijke vrijheid en keuzevrijheid.
Presuppositionalist: Dus je stelt dat het afhankelijk is van wat onze samenleving besluit? Maar als het dan puur op basis van maatschappelijke normen is, wat als de samenleving iets anders zou beslissen? Wat als de meerderheid vindt dat het recht op leven van het ongeboren kind zwaarder weegt dan autonomie van de moeder? Is dat dan ook juist?
Pro-choice exponent: Dat zou ik persoonlijk onacceptabel vinden. Ik denk dat mensen zelf moeten kunnen kiezen, zonder dat anderen daarover beslissen.
Presuppositionalist: Ik begrijp je voorkeur, maar het lijkt erop dat je morele standaarden subjectief zijn, afhankelijk van persoonlijke overtuigingen of sociale normen. Als dat het geval is, zijn ze dan niet arbitrair? Als moraal slechts gebaseerd is op wat iemand persoonlijk vindt, wat maakt dan dat jouw standpunt beter is dan dat van iemand die het recht op leven belangrijker vindt?
Pro-choice exponent: Het gaat om het welzijn van de vrouw, haar vrijheid en haar mogelijkheden in het leven.
Presuppositionalist: Zeker, welzijn is belangrijk. Maar weer dezelfde vraag: volgens welke maatstaf stel je dat het welzijn van de vrouw zwaarder weegt dan het recht op leven van het ongeboren kind? Als er geen objectieve maatstaf is, lijkt het puur afhankelijk te zijn van persoonlijke voorkeur. En als dat zo is, hoe kunnen we dan een solide basis vormen voor wetgeving of morele verplichtingen?
Pro-choice exponent: Ik zie wat je bedoelt. Misschien is het inderdaad moeilijk om een universeel antwoord te geven op morele kwesties.
Presuppositionalist: Precies. En juist daarom is het belangrijk om te onderzoeken of er een objectieve bron van moraal bestaat die boven onze persoonlijke voorkeuren uitstijgt. Zonder zo’n bron blijven onze morele keuzes subjectief en arbitrair, wat betekent dat ze onderhevig zijn aan willekeurige veranderingen en persoonlijke interpretaties. Dit legt bloot dat zonder een dergelijke standaard, de pro-choice argumenten als subjectief en arbitrair kunnen worden gezien, wat hen geen enkele basis biedt om op te staan. Dat brengt me terug bij de waarde van het ongeboren leven: volgens welke maatstaf wordt dat leven minder waardevol geacht dan de autonomie van de moeder?
Volgens het presuppositionalisme ligt de morele basis in een objectieve, onveranderlijke bron van moraal, die verankerd is in God en Zijn geopenbaarde wetten. Deze bron biedt universele morele waarheden die niet afhankelijk zijn van menselijke interpretatie, cultuur, of tijd. Alleen door zo’n transcendente standaard kunnen morele normen consistent en absoluut zijn. Als men deze objectieve bron verwerpt, wordt moraal gereduceerd tot een kwestie van persoonlijke voorkeur, oftewel ‘not my cup of tea’. In dat geval is er geen objectieve standaard om goed van kwaad te onderscheiden, waardoor alles uiteindelijk gereduceerd wordt tot niet meer dan persoonlijke voorkeur, zonder enige inherente morele waarde of richting. Morele kwesties worden daarmee gedegradeerd tot smaakverschillen, zonder werkelijke basis voor wat goed of kwaad is. Iedere morele discussie wordt dan zinloos, net zoals een discussie over de vraag of vanille-ijs lekkerder is dan chocolade-ijs. Zonder objectieve morele standaard zijn ethische kwesties niet meer dan persoonlijke voorkeuren, vergelijkbaar met smaakvoorkeuren.
Reacties en ervaringen
Hieronder kun je reageren op dit artikel. Welke pro-abortus argumenten kom jij tegen en wat is je antwoord daarop? Mis je nog bepaalde argumenten in het artikel die het bespreken waard zijn? Laat het ons weten. Wij stellen reacties zeer op prijs. Reacties worden niet automatisch (direct) gepubliceerd. Dit gebeurt nadat ze door de redactie gelezen zijn. Dit om ‘spam’ of anderszins ongewenste c.q. ongepaste reacties eruit te filteren. Daar kunnen soms enige uren overheen gaan.